Aflevering 162 winter 2008
platteland spreekt dialect.
Het thema van de dag is 'water en taal' en beide begrippen worden door
mevr. Peijs belicht: Veel economische activiteiten, maar ook cultuur en
historie hebben met water te maken. Mevrouw Peijs geeft aan, dat ze
beschermvrouwe is van de Stichting Behoud Hoogaars en zelf hebben ze
ook een hoogaars. Het Zeeuws heeft een goed imago, volgens mevrouw
Peijs en ze besluit met: 'De Zeeuwse taele is de mooiste van aolemaele'.
Niet alleen mevrouw Peijs wordt verrast met een mooi boek, ook 'man
Rinus' krijgt een aandenken 'koekoek, schietebroek' aan de dialectendag.
Anja Kopmels zingt prachtig over het zoute waeter, een diek met boamen,
heimwee naar 't geboorteland en ten slotte over de tand des tijds... zie je
het kind in jezelf en vertelt de spiegel dat je ouder wordt?
Pau Heerschap heeft de bestuurstafel inmiddels verlaten en heeft zich in
de kleding gestoken van een Ouddorpse visserman. Hij vertelt over de trui
van de vissers: iedere plaats een eigen patroon, het gouden oorringetje was
je begrafenisverzekering: als een verdronken visserman aanspoelde in een
vreemde plaats, werd het oorringetje gebruikt om de begrafenis te betalen.
Omdat het programma was uitgelopen, werd besloten de voordracht over
de visserij van Ouddorp 's middags te laten plaatsvinden.
Rond half één begon de lunch; de soep werd opgediend, voor de rest van
het eten moesten we even lopen (buffet). Het was allemaal weer heerlijk en
te horen aan het 'gegons' waren er veel gezellige gesprekken.
Het middagprogramma begon met een verhaal van Klaas Kastelein, verteld
door Pau Heerschap. Twee jongetjes mochten met hun opa een dagje mee
vissen met de blazer OD 17. Het was genieten voor die kinderen van toen,
maar ook voor de toehoorders van nu! Heerlijke 'koeken' aan boord van
het schip, zeeboampies vangen en een kwal in de pupe van de kachel. Een
goede aansluiting bij dit verhaal was het optreden van het visserskoor uit
'Bru' met liedjes over het water. Toen het koor dorstig werd, werd het lied
'het kleine café aan de haven' gezongen.
De heer Piet van der Maas, voormalig 'diekbaes' vertelt in het dialect
van Noord-Beveland over het water en de geschiedenis van zijn eiland
en gebruikt daarbij veel oud beeldmateriaal. Niet alleen het werken aan
de dijken, maar ook de geschiedenis van de veren, de overstromingen,
de weggetrokken bevolking komen aan de orde. Door de opkomst van de
auto, moesten de schippers van de veerboten wel eens improviseren: toen
er een auto moest worden overgezet, was het lang wachten geblazen op
hoog water. Nadat de auto eindelijk was overgezet, merkte de schipper
op: 'nu moeten ze niet zeggen, dat wij geen auto's kunnen overzetten.' Een
schipper, die vanwege de ijsgang wekenlang niet kon varen, stuurde een
brief naar de reder met de woorden: 'stier eens wat geld, ik kan met twee
voeten in één klompe!' Het was een zeer boeiend verhaal.
Een vast programmapunt is het optreden van Engel Reinhoudt, 'het
dialectgehalte valt een beetje tegen, we boeren achteruut'. Hij filosofeert
in het Zeeuws over waeter, noemt uitdrukkingen met water, waar geen