Ruwe opium, namracq en een vulkaan (2)
2
Aflevering 168 zomer 2010
Reizen van de Aerdenburgh, 1666-1685, en de uitbarsting van de
Krakatau in 1680
Arco Willeboordse
Dit is de slotaflevering van een artikel in twee delen; het eerste deel is
gepubliceerd in Nehalennia afl. 167.
In Ceylon en Bengalen (1676-1682) (vervolg)
Hendrik van
Schuylenburgh
(circa 1620-1689),
VOC-factorij te
Hugli, Bengalen
Rijksmuseum
Amsterdam
Rupees van Aurengzeb
In konvooi met zes andere schepen vertrok de Aerdenburgh op 14 augustus
1680 's ochtends vroeg vanuit Batavia naar de sinds lang vertrouwde
wateren van Bengalen (de reis van de Aerdenburgh waarover we naar
verhouding het meeste weten, die van Bengalen naar Batavia in het
voorjaar van 1680, wordt aan het slot van dit artikel besproken). Alle
schepen hadden missiven aan boord (die conform de voorschriften de dag
ervoor waren ondertekend), 'contanten en weynige coopmanschappen
[handelsgoederen]'. De kapitein van de Aerdenburgh kreeg '1600 stucx
silvere orangseepze ropias, monterende f 24.196:18:-' in bewaring. De ropia
(de tegenwoordige rupee) was de uniforme munt van het machtige Indiase
Mogolrijk, maar werd als handelsgeldstuk ook in de aangrenzende gebieden
gebruikt (waaronder Bengalen). Orangzeepze is een vernederlandsing van
de naam van de destijds heersende Mogolvorst Aurengzeb (1618-1707).1