Aflevering 182 winter 2013
Pieter van Meldert voor 1599-na 1626)
Met hem zijn we bij de 'mindere goden' of minder in sociaal aanzien zijnde
personen aangekomen, want zij worden in één regel onderaan de bladzijde
afgedaan: 'Pieter van Meldert. P.J. Vos. J. Rogiers. ende meer andere'. Of was
de pagina vol? Als we de bladzijde omslaan zien we dat daar de opdracht
van Jan Pietersz. van de Venne begint: 'Ian Pietersz. van de Venne tot den
Kunst-lievende Leser'. Er was dus ook gewoon geen ruimte meer!
Van Pieter van Meldert weten we niet erg veel. Hij was werkzaam als dichter,
kopergraveur, kunsthandelaar en glasschilder te
Middelburg in de periode 1619-1626 en maakte onder
meer de ontwerpen voor glasramen in de Grote
Kerk van Goes en in 1625 leverde hij met wapens
beschilderde glazen aan het nieuwe schuttershof der
Kolveniers in diezelfde stad, maar hiervan is niets
meer overgebleven.
Het enige dat aan hem herinnert, behalve zijn
gedicht, is een ontwerp voor een glasraam, sinds
2008 in het bezit van het Rijksmuseum. We zien links
bovenaan een boer met een dorsvlegel en een zeis;
rechts bovenaan een boerin met een sikkel, een hak
en achter haar een hark. In de linker en rechter
onderhoeken allerlei voorwerpen die eveneens
naar het boerenleven verwijzen: een karrenwiel,
een halster, manden en kuipen. In het midden een
cartouche zonder tekst. En helemaal onderaan
de naam 'Meldert' en een monogram waarin alle
beginletters van Pieter van Meldert voorkomen,
vergezeld van het jaartal 1624.
Allegorie op het
boerenbedrijf. Ontwerp
voor een glasraam
van Pieter van Meldert
(1624). Origineel
in het Rijksmuseum
(Zeeuwse Bibliotheek
Beeldbank
Pieter Meldert en Adriaen van de Venne hebben elkaar
zeer waarschijnlijk gekend, misschien vanwege het
feit dat Pieter kunsthandelaar was en Adriaen wellicht
spullen van hem betrok, schilderijen en mogelijk
gegraveerd glas. In ieder geval draagt Adriaen een van zijn gedichten in zijn
Tafereel van Sinne-mal aan hem op: 'Zeeusche mossel-man. Toe-gheeyent
Den Eersamen, Const-rijcken Pieter van Meldert' en spreekt hij in een ander
gedicht 'Vorsse-mossels eyghenschap' over 'Van Meldert, weerde vrient'.
Zelf behoorde hij ook tot de rederijkers en leverde hij een bijdrage aan de
bundel: 'Eer-liedt tot de Zeeusche Poëten', ondertekend met zijn zinspreuk
'Doende leertmen' en zijn signatuur P.V.M., waarvan hier het tweede
couplet:
Hoordemen oyt in duytse Tael,
Fleuyten soo den Nachtegael,
In ons Eeuwen, als dees Zeeuwen
Die hier schreeuwen, met bescheyt,
Wijsselijck en vol leersaemheyt?