j> m m m Het zeventiende-eeuwse culturele centrum van de gebroeders Van de Venne in Middelburg (5) Steven ende Martijntje Aflevering 182 winter 2013 Ronald Rijkse In aflevering 4 van deze reeks (Nehalennia 181zijn we verder gegaan met het voorstellen van de medewerkers aan de Zeeusche Nachtegael. In deze aflevering komen de laatste contribuanten aan bod. Geeft weder-flach vroech over al Dijn wilde ftem en loet gdchal, Dat ftracx doet rijfen op den her der, 27 En al de geen die reyfèn verder, En mcnich dierken uyt-geftreckc Wt iïjnendiepen flaep op-weckt. Ï.S. M.Z. VISSCHER-PRAETIE. Tfamenfprtkers V iiïchers-kinderen. Steven comt uytter zee. vaVyH alsic^omjepeysjuyft als icl^gae merfnnen W Al Wat ic{ deacon can, met mijnrverwarde finnen Mar lijntjecoomje my man paffe rechts te moet al op eenmijn com ftjougaen en mijngbemoet. De reys is wel gheluclg, het fchip is mol en foete, Dit fal de quadc teelt man t'jarent wat merfoete Ons Stier-man beeft my nocbterilonts int ruym neertelt Vat by man defe reys wel moor de Reeden telt (SMet cleyn Werckjn met al) dryenyeerticbïlaUif laflen W at helpdit fal onsReers mry man baer fchult ontlaHert, En tü een corte reys s T is nu de feite Weec\ *Meen ielWartijntje, dat kimman joudeure weecl^ Des oebtens met den dach, Sints heb ic^moeten wefen Ghebannen en gherooft manu mermaechlickwefent En bebbe moeten fien in plaets manughelaet De fluere dolle zee die noyt baer woelen laet. V J Jacob Hobius (ca. 1584-1620) 'D. Jacob Hobius, Burgemeester der stede Brouwers haven', zo staat hij in de lijst vermeldt. Naast het bekleden van dit ambt was hij ook nog weesmeester in dezelfde plaats. Hij was een achterneef van zijn stad- en tijdgenoot Jacob Cats en dat is misschien de reden geweest waarom Cats hem in de bundel heeft opgenomen, hij had immers een behoorlijke vinger in de pap bij het samenstellen ervan. Hobius had ook al eerder een lofdicht geschreven voor de bundel Simf en minne-beelden (1618) van Cats: 'Op de drie boucken der Sinne-dichten ende beelden van den hoogh-gheleerden Heere D(ominus) Jacob Cats'. Het andere gedicht, en we kennen maar twee gedichten van hem, verscheen dus na zijn dood in de Zeeusche Nachtegael onder de titel 'Visscher-praetie. Tsamensprekers Steven ende Martijntje Visschers- kinderen'. En het is een alleraardigst gedicht waarin Hobius een levendige dialoog beschrijft tussen een vissersjongen die net terug is van de visvangst en zijn meisje. Hun wederzijdse woordenspel van aantrekken en afstoten zijn op een natuurlijke en niet hoogdravende manier in taal verwoord. Het is helaas te lang om hier in zijn geheel weer te geven, maar ik geef u enkele voorbeelden van Hobius' gedicht: Begin van het gedicht 'Visscher-praetie van Jacob Hobius (Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank Iuyst als ick omje peys, juyst als ick gae versinnen Al wat ick dencken can, met mijn verwarde sinnen, Martijntje, coom je my van passé rechts te moet [juist op het goede ogenblik], 'tComt al op een [tegelijk] mijn comst, jou gaen en mijn ghemoet. De reys is wel gheluckt, het schip is vol en soete, Dit sai de quade teelt [(haring)vangst] van t'jarent [verleden jaar] wat versoete; En tis een corte reys; T is nu de seste weeck Meen ick, Martijntje, dat ick van jou deure weeck Des ochtends met den dach. Sints heb ick moeten wesen Ghebannen en gherooft van u vermaecklick wesen, En hebbe moeten sien in plaets van u ghelaet De stuere [ruw] dolle zee die noyt haer woelen laet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 9