m Nehalennia zomer 2022 nr. 216 6 1 sociale stand. Beiden maakten deel uit van de kleine groep gegoeden van Sluis, en hun kinderen dus ook. Verontrust door zijn vaders armlastige voorbeeld, besloot hij al op jonge leeftijd op zoek te gaan naar een vaste Pieter van Oort jr. was via zijn vader verwant aan de grootvader van Petrus van Oorts vader. Deze Pieter van Oort sr. (1752-1819) was boekverkoper te Utrecht en de betovergrootvader van Johan Michiel/Jan van Oort.5 Via deze tak was Jan van Oort ook verwant aan de concert- zanger Hendrik Christiaan van Oort (1873-1953). Diens zoon, eveneens Jan van Oort (1921-2006) genaamd, was schilder en tekenaar en onder zijn pseudoniem Jean Du- lieu beter bekend als de schepper van Paulus de Boska bouter.6 Meerdere generaties Van Oort telden dus hun eigen cul- tuurbeoefenaars. Het zou best kunnen dat dit de ‘Sluise’ Jan van Oort indirect beïnvloed heeft bij de keuze van zijn toekomst. ceerde enkele novellen en romans, die zich alle afspeelden rond het zeevaartleven. Ongetwijfeld heeft hij geput uit zijn eigen ervaringen. In zijn eersteling, Schipper Verduin (1880), figureert bijvoorbeeld het fregatschip De Stad Sluis. Later volgden nog vier geschriften. De reacties op zijn letterkundig werk waren gemengd. De Gids was in 1880 van mening dat ‘het nergens de stempel van weezen lijk talent draagt.’ De Tijdspiegel van hetzelfde jaar spreekt juist van een groot talent van beschrijven.8 Mede door de literaire belangstelling en bezigheden van Petrus van Oort, en wellicht ook vanwege diens artistieke verwanten en voorouders, speelden cultuur en kunst een rol in het gezin. Samen met de zojuist genoemde familiale achtergrond is deze gerichtheid ongetwijfeld mede van invloed geweest op de interesse- en smaakontwikkeling van zoon Johan Michiel. Petrus van Oort overleed in Den Haag op 22 maart 1893, slechts achtenvijftig jaar en, zoals de overlijdensadverten tie vermeldt: ‘na langdurig lijden. Zijn weduwe Fanneke ontsliep in dezelfde plaats op 7 juni 1908, op zevenenzes tig) arige leeftijd.9 schilder-, aquarel- en tekenwerk, illustraties en genrestuk ken als taferelen uit het volksleven. Mogelijk dateert uit deze tijd, de late tachtiger-begin negentiger jaren, een serie boerderijtekeningen en -schilderijtjes. Van een aantal lijkt één boerderij in het bijzonder model gestaan te hebben - een boerderij uit de omgeving van zijn geboorteplaats bovendien. Op een zo’n voorstelling staat op de achterkant althans de vermelding ‘By Sluis’.11 Artistieke familie Culturele en artistieke talenten waren niet ongewoon in de familie Van Oort. Zo was Hendrik van Oort (1775- 1847) een zeer verdienstelijk Utrechtse kunstschilder van landschappen, vee-, stads- enbuurtgezichten, ‘welke kenners behaagde’. In Barneveld Jan van Oort heeft niet lang in Sluis gewoond, want na de pensionering van zijn vader verhuisde het gezin-Van Oort naar Barneveld. Dit werd in 1876 voor de laatste keer uit gebreid met nog een zoon, Eduard Daniel (‘Eep’). Hij zou het schoppen tot internationaal vooraanstaand hoogleraar in de systematische dierkunde.7 Vader Petrus van Oort had literaire ambities en publi- Opleiding en jaren in Amsterdam Jan van Oort kreeg zijn eerste tekenlessen van de Utrecht se schilder, aquarellist en tekenaar Jozef Hoevenaar Wzn. Na zijn reguliere schoolonderwijs koos hij voor een studie aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amster dam (1883-1888). Daar ontving hij onderricht van onder andere de schilder en lithograaf, tevens academiedirecteur August Allebé en de schilder Barend Wijnveld. De eerste getuigenissen van Van Oorts werk komen uit Artis. Vanouds waren er nauwe banden tussen de Rijks academie (en zijn voorlopers) en Artis Natura Magistra. Artis was toentertijd niet alleen een dierentuin, maar tevens een museum, en dus zowel een zoölogische als een culturele instelling - vooral voor de deftige stadselite. Dit verklaart ook de naam: ’De natuur (natura) is de leermees teres (magistra) van de kunst (artis)’ Vooral Allebé heeft deze banden gestimuleerd: hij gaf zijn leerlingen, die gratis toegang hadden, opdracht tot het maken van ‘Artis-teke- ningen’. Ook dus aan Van Oort.10 Toch lag de nadruk van Van Oorts kunst aanvankelijk op betrekking. In 1824 reisde hij daarom af naar het toen malige Nederlands-Indië, waar hij aangenomen werd als medewerker (tekenaar, later ook secretaris en kassier) van de Natuurkundige Commissie aldaar. Hij maakte wetenschappelijke tochten naar onder andere Sumatra, Java, Timor, de Molukken en Nieuw-Guinea en overleed nauwelijks tien jaar na aankomst, in september 1834, te Padang, Sumatra, aan de gevolgen van ‘een kwaadaardige ziekte’, ‘galkoorts’, waarschijnlijk malaria. Hij liet honder den reisboekbladzijden en tekeningen van excellent niveau na.4 Netwerking en illustratieopdrachten Door zowel zijn oude contacten te onderhouden als nieuwe relaties aan te gaan, bleef Van Oort zijn sociale en zakelijke netwerk gestaag uitbreiden. Dat netwerk werd nog extra verbreed en met prestige overgoten door zijn verwantschap met Eduard Daniël van Oort. Deze groeide in de jaren na de eeuwwisseling uit tot een bioloog van internationaal aanzien, vooral op het gebied van vogels en vogeltrek. Hij werd directeur van het Rijksmuseum Hij kon er echter geen ‘genoegzaam leven [mee] vinden’ en aanvaarde uiteindelijk een aanstelling als tekenaar van de Rijksveeartsenijschool.3 Zijn zoon, Pieter van Oort jr. (1804-1834), trad in zijn voetsporen en werd teken- en schilderkunstenaar. Verblijf in de residentie, werken in de hoofdstad Niet lang na de afronding van zijn opleiding in 1888 ves tigde Van Oort zich in Den Haag. In de residentie woon den toen ook vader Petrus en moeder Fanneke van Oort. Jan van Oort bleef nauwe contacten houden met Amster dam. Zoals vele andere oud-leerlingen van de Rijksacade mie werd hij lid van de kunstenaarsvereniging Sint-Lucas, die in 1880 was opgericht door zijn beide leermeesters Allebé en Wijnveld. Hij werd vóór 1895 secretaris en mede onder zijn impuls begon de vereniging kunstenaarsexpo sities te organiseren in het Stedelijk Museum. Een van de exposanten was medeverenigingslid Willem Wenkebach, met wie Van Oort zou samenwerken bij de eerste Verkade- albums.12 Ook werd Van Oort, vermoedelijk eveneens uit oogpunt van netwerking, lid en in 1903 tweede secretaris van Arti et Amicitiae, de Amsterdamse ‘maatschappij’ voor beeldend kunstenaars en kunstliefhebbers. Zijn eerste tentoonstelling vond plaats in 1891, waarschijnlijk eveneens in Amsterdam. Later volgden exposities in onder andere Rotterdam, Beverwijk en Geldrop.13 Het echtpaar kreeg in Sluis vier kinderen, twee meisjes (1865, 1871) en twee jongens (1866, 1867). Petrus van Oort ging vroeg, in 1865-1866, op zijn eenendertigste, met pensioen en had als ‘grondeigenaar zonder baan’ daartoe blijkbaar voldoende middelen. In 1870 werd hij, na het overlijden van zijn voorganger Pieter Renier (1809-1869), wethouder van de gemeente Sluis. Dat bestond toen ove rigens uit weinig meer dan de stad en omringende wallen. Renier behoorde als ‘geneesheer en vroedmeester’ even eens tot de stand der welgestelden. De benoeming van Van Oort tot zijn opvolger is illustratief hoe dezen destijds de baantjes onder elkaar verdeelden.1 De benoeming/verkiezing tot bestuurslid van het Water schap Sluis in hetzelfde jaar zal even soepel gegaan zijn.2 Vanaf de tweede helft van de jaren negentig lijkt hij zich meer te zijn gaan toeleggen op het schilderen en tekenen van dierscènes. Ongetwijfeld zijn zijn blijvende contac ten met Artis hierbij van invloed geweest. Hij maakte er diertekeningen en -schilderijen en verzorgde, samen met zijn jongere en artistiek-progressievere vakgenote Marie Kelting, ‘etiketten’. Dit waren ‘kooi’-bordjes met de Neder landse naam, Latijnse benaming, geografische versprei ding en een afbeelding van het betreffende kooidier.14 Hij gaf bovendien tekenles aan de preparateur van Artis en vogelfotografie-pionier Paul Steenhuizen - een vriend van de natuurpedagoog Jacques P. Thijsse.15 Ook in latere jaren hield hij voeling met Artis. Getuige hiervan is onder andere zijn bijdrage, een potloodteke ning met aquarel, aan het Liber Amicorum van directeur Coenraad Kerbert in 1915. Dezelfde Kerbert was, voordat hij directeur werd van Artis, leraar dier- en plantkunde aan de Gemeentelijke Kweekschool. Eén van zijn leerlin gen was de zojuist genoemde Thijsse, die op zijn beurt een belangrijke rol zou spelen in het werk van Van Oort.16 Pieter van Oort (1804-1834), Dwergjufferduif uit Nieuw-Guinea, 1828, Naturalis Leiden/wikimedia. Jan van Oort in zijn atelier, c. 1900, Bibliotheek en archief van de Hei mans en Thijsse Stichting Amsterdam. Hendrik van Oort (1775-1847), De Pasdam en Achter de Dom te Utrecht, c. 1820, Centraal Museum Utrecht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2022 | | pagina 5