I
Vernielende nikkestaart in Zierikzee
m
Nehalennia herfst 2022 nr. 217
Veronique De Tier en Piet van Sterkenburg
17
16
kers de oorspronkelijke delen van een woord niet meer
herkennen, zoeken ze vaak naar nieuwe elementen die
wel nog herkenbaar zijn. Zo heet een windhoos bijvoor
beeld hooimannetje in de omgeving van Roermond. Der
gelijke vervormingen zijn alweer resultaten van volksety
mologie.
Zeeuwse namen in het woordenboek
Zoek je in het Woordenboek der Zeeuwse dialecten
(WZD) dan vind je dat een windhoos o.a. nikkestaert,
hikkestaert, ‘ekkestaert en nekkestjaert wordt genoemd.
De naam was bekend in heel Zeeland, maar klonk dus
niet overal hetzelfde. In het Supplement vind je nog wat
andere woorden die vooral gebruikt worden om een klei
nere windhoos aan te duiden: draoiwindje, dwarrelwind,
echel, óósje en zomervlaegje. In draaiwind en dwar
relwind is het draaien, het dwarrelen van hooi of stof
het benoemingsmotief net zoals in het standaardtalige
wervelwind.
Varende en barende vrouwen
In grotere delen van het zuidelijke taalgebied hoor je ba
rende vrouw en varende vrouw, met varianten als banende
vrouw, baarlevrouw, baarlievrouw, de vaar en de vrouw, of
baarnevrouw. Net zoals bij nikkestaart is ook hier bijgeloof
aan de orde. Wellicht is de oudste vorm die met varen,
varende vrouw dus. Varen betekende in het Middelneder
lands immers gewoon gaan, vliegen en had niets met wa
ter en boten te maken. De windhoos werd hier vergeleken
met een vliegende varende) heks. Maar dat varen was
voor latere dialectsprekers dus niet meer duidelijk. Men
begreep dat werkwoord niet meer in combinatie met de
windhoos en zo kon baren de plaats van varen innemen.
Die overgang van een varende naar een barende vrouw,
was voor de dialectsprekers misschien zelfs niet vreemd.
De betekenis van varen had zich ondertussen immers ver
engd tot ‘zich met een boot voortbewegen op het water’
en er bestonden volksverhalen van vrouwen die in ba
rensnood stierven en als straf voor eeuwig een zwervend
bestaan moesten leiden, rondvliegend in de lucht, zoals
windhozen. In de dialecten vind je wel trouwens vaker
woorden waar de v een b is geworden, zoals in biggen en
vzggen ‘big’ of zeveren en zebberen ‘motregenen’. Sommi
gen vermoeden dat het Franse woord voor de windhoos
damaböme deels verantwoordelijk kan zijn voor die b van
barende vrouw, baarlevrouw enz. Ook dat baren was niet
altijd duidelijk. Hier en daar dook ook blarende vrouw op.
Dacht men hierbij aan de dwarrelende blaadjes? Anderen
hielden het simpel en noemden de windhoos gewoon
vliegende vrouw. Geen gedoe met varen! De Franse vorm
damaböme heeft onder andere ook nog wel de verbasterde
benaming bonte vrouw opgeleverd. Varende en barende
vrouwen hebben we in Zeeland enkel in Oost-Zeeuws-
Vlaanderen opgetekend.
Houwvrouw
In het Brabantse houwvrouw en varianten ervan zou het
eerste deel een verwijzing kunnen zijn naar de Holden,
Walkuren die Wodan vergezellen op zijn tochten door
het luchtruim. Alweer een personificatie dus. In Noord-
Brabant hoor je vooral haawmaaw/houwmouw. Dat
tweede deel mouw is misschien afgeleid van moude of
mouwe omdat men de combinatie met vrouw niet meer
verstond. Moude is ‘stuifzand’. Een windhoos kan immers
heel wat stof doen opwaaien. Hier en daar is houwvrouw
dan weer verbasterd tot oude vrouw, vooral in streken
waar de begin-fi niet wordt uitgesproken. Wanneer spre-
Manwijf?
In het zuiden van West-Vlaanderen heet de windhoos
vaak een ventevrouw. Weten ze daar niet zeker of een man
of een vrouw hier de boosdoener is? Toch wel. Vent ver
wijst hier immers niet naar een man. Ze hebben het woord
vent bij hun Franstalige buren in Wallonië geleend. Daar
heet een windhoos (ma)dame du vent. Vente in ventevrouw
is dus gewoon wind, zoals we dat in het Nederlands ook
gebruiken in windhoos.
Slot
Windhozen zijn bedreigende weersverschijnselen en de
schade aan huizen en gewassen kan groot zijn. Vroeger
probeerden de mensen dergelijke weersfenomenen te
verklaren door ze voor te stellen als levende wezens, maar
dan wel bovenmenselijke wezens zoals godinnen of hek
sen, die zomaar plotseling veel schade kunnen toebrengen
aan de mensen en hun hebben en houden. Dat bijgeloof
zien we in de namen voor de windhoos heel duidelijk
weerspiegeld.
Nikkestaarten
Volgens het WZD is nikkestaart dus de meest algemene
benaming in Zeeland. De i kan als e uitgesproken worden,
in Oost-Zeeuws-Vlaanderen wordt staart stjaert en soms
valt de h weg. Het eerste deel van het woord verwijst naar
nikker. Een nikker of nekker was in heel wat zuidelijke
dialecten de naam voor een watergeest of waterduivel. In
het Belgische Mechelen heb je bijvoorbeeld een wijk die
Nekkerspoel heet, waarin het woord nekker ook is bewaard
gebleven. De windhoos wordt gezien als het werk van
bovennatuurlijke krachten, van nekkers of nikkers dus. Be
halve de namen die in het WZD zijn opgetekend, horen we
in Zeeland en ook in Oost-Vlaamse en Brabantse dialecten
ook vormen met een r zoals nikkerstaart, of met de r-Z-wis-
sel nikkelstaart. Soms - de naam nikker is niet altijd meer
bekend bij jongere sprekers - verandert de n in m en hoor
je mikkelstaart. In Noord-Brabant hoor je vaker echelstaart.
Sommigen denken dat echel verwijst naar een bloedzuiger,
maar misschien is het eerder een vervorming van de nikker-
namen. Ook andere woorden voor windhoos verwijzen im
mers naar water- of luchtgeesten. In Kloosterzande noemen
ze een windhoos echel; de staart is er afgevallen.
Het tweede deel van de nikkestaart-samenstelling - staart -
verwijst naar het zuilvormige gedeelte van zo’n windhoos.
Ook hoos in het woord windhoos verwijst ernaar. Hoos is
een oud woord voor ‘beenbekleding, kous, laars’ Denk
maar aan het Duitse Hose voor ‘broek, pantalon’ In wind
hoos wordt het figuurlijk gebruikt voor de vorm van de
windhoos die er een beetje uitziet als een been. In andere
- vooral noordelijke - dialecten wordt ook slurf gebruikt,
ook hier is de vorm het benoemingsmotief.
De titel had in het begin van de zomer een kop kunnen
zijn in de PZC of een Zeeuws weekblad. Of iedereen dan
onmiddellijk had begrepen wat er aan de hand was, is
nog maar de vraag, want wat is een nikkestaart? Het was
dit jaar weer eens een warme zomer in Zeeland. Goed
voor het toerisme aan de Zeeuwse kust. Maar die extreme
warme temperaturen kunnen ook voor problemen zorgen.
Denk maar aan de vernielende windhoos of nikkestaart
die Zierikzee opschrikte enkele maanden geleden. Nik
kestaart is een oud Zeeuws dialectwoord voor een wind
hoos. Zo’n windhoos is immers geen nieuw weerfeno-
meen. Ook vroeger kwamen ze voor, niet altijd met even
erge gevolgen, maar ze bestonden wel en ze kregen dus
ook een naam, zoals nikkestaart. Welke namen werden of
worden er in Zeeland (en ook elders) nog gebruikt om een
windhoos te benoemen?
r
Bronnen
Brok, H. (1973). De varende vrouw en de barende vrouw. In: Taal en
Tongval, jg. 25, blz. 106-125.
Debrabandere, E (2005). Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams Etymologisch
Woordenboek, Amsterdam
Debrabandere, E (2007). Zeeuws Etymologisch Woordenboek, Amster
dam.
De Caluwe, J., V. De Tier, A.S. Ghyselen en R. Vandenberghe (2021).
Door de wind, door de regen, dwars door alles heen .Woorden voor
wind en regen in de dialecten. In: Atlas van het dialect in Vlaanderen,
blz. 36-43.
De Tier, V. (2022). Nikkestaart. In: Uit de streek, online rubriek op www.
ivdnt.org.
Fraanje, K., P. Heerschap, J. Van Keymeulen, B. Oele, M.C.J. Rosmolen-
Murre R. Willemsen (red.). (2003). Supplement Woordenboek der
Zeeuwse Dialecten. Van Velzen. Online geraadpleegd via woordenbank.be
Ghijsen, H.C.M. (2002). Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. Elfde druk.
Van Velzen. Online geraadpleegd via woordenbank.be
Swanenberg, J. (2000). Wervelwind en windhoos. Een barende vrouw in
Brabant. In: De Tier, V, M. Devos en J. Van Keymeulen. Nochtans was
scherp van zin een bundel artikelen aangeboden aan Hugo Ryckeboer voor
zijn 65ste verjaardag, Universiteit Gent - Vakgroep Nederlandse Taal
kunde, blz. 76-79.
Etymologiebank. nl
Woordenbank.be
WINDHOOS
O
X windhoos
l draaiwind
4" wervelwind
i zotte wi nd
I varende vrouw, vaarvrouw
I ventevrouw
vliegende vaar/vrouw
H de vaar en de vrouw
j A barende vrouw, baarnevrouw
I j A banende vrouw, banevrouw
i j A baarlevrouw, baarlievrouw
j A bemavrouw
ji A bonte vrouw
A blarende vrouw
S houwmouw
O houwftje)
j boerenhouw
O oude vrouw, oud wijf
1.1 nikkelstaart
I O mikke(l)staart
I II (h)ekkestaart
j 4* woera