De molen van Zuidzande
m
B* *7x 'ïU-fal
v- i' I- I 4’11
F
Nehalennia herfst 2022 nr. 217
Gerard van de Velde
3
2
echter niet hebben. Daarom kwam er een gewone boeren
molen. Daarvoor werd een soort vennootschap opgericht.
Zo kwam deze molen tot stand.
Opdrachtgever voor de molenbouw was de Heer van
Nieuwvliet, Pieter Scheiteruyt de Vos, overleden 1769.
De molen was achtkantig met een stenen onderbouw
en steunberen van 80 cm dikte. Metselaar was Abraham
Baden uit Sluis. De fundering werd met de spade gegraven
tot êên steke dieper dan de bodem van de sloot ernaast. De
stenen voor de onderbouw en fundering werden gebakken
in een veldoven in de Zuidzandse polder. De onderbouw
was 16 stap lang in doorsnee. De stenen onderbouw was
tot op zolderhoogte. Om de molen was een galerij van 2
el breedte. Het hout kwam van bomen die in de Zuidzand
se polder waren gegroeid.
De Grote Molen
In 1180 viel de Zuidzandse Polder droog. Aan de Kad-
zandse kant kreeg de polderdijk de naam van Sussanschen
diek, nu Ambachtsdijk, en het stuk tussen Nieuwvliet
en Zuidzande kreeg de naam van Heerlijkheidsdijk, nu
Molenweg. De bouw van de molen vond plaats langs de
zoete kant (de landzijde) van de Heerlijkheidsdijk op een
perceel ter grootte van circa 200 roe, ten noorden van het
dorp Zuidzande.
Onder de naam van de Grote Molen, werd deze molen van
Zuidzande bekend. Alleen Amsterdam had in die dagen
nog een grotere molen. Het bouwwerk kreeg de naam
Zevendraaier. We komen daarop later terug.
In de jaren 1700 was men in Sinte Pier (Nieuwvliet) al vol
op bezig plannen uit te werken om een molen te bouwen
om daarin graan te malen en het meel uit te voeren naar
de landen rond de Middellandse Zee. Frankrijk wilde dat
van de achtkantige molen kwam zo'n boomstam te staan.
Op mansoögte was men al op zolderhoogte. Voor de
zolderbalken gebruikten de timmerlieden weer gedisselde
balken. Meestal zaagden de bóömzaogers er een vlakke
kant aan, waarop de zolderplanken kwamen te liggen.
Deze molen kreeg zeven zolders. Ter hoogte van de maal
zolder was de maolerieje. Hier kwamen de zakken graan
binnen aan 'n reep door de zoldervallen. Dit alles op de
kracht van de wieken!
Op de maalzolder lagen twee koppels stêênen. De bovenste
noemt met de loper, de onderste de ligger. Zo nu en dan
moesten die gescherpt worden door Jan Aalbregtse. Dan
ging die met zijn schèrp'aomer aan de slag.
Verder lag er ook nog een koppel kleine steentjes om
bloem te maken van meel: het zogenaamde buien.
De wieken zaten vast aan de molenas en werden daarin
geklemd aan de askop, die gemaakt was uit een èèsgat ge
kapt uit een stêên 'olbóóm. Er is geen sterker hout dan dat.
Zuidzande heeft een typische molenstomp. Dat is het gevolg
van grote schade die dit bouwwerk leed in oktober 1944, toen
West-Zeeuws-Vlaanderen door de Canadezen werd ver
overd. In 1955 werd de bovenbouw gesloopt tot op de hoogte
van de maalzolder. Alleen de stenen onderbouw bleef intact
en wordt nog gebruikt als woning en garage. Over de molen
en de wetenswaardigheden over dit gebouw gaat dit artikel.
Een ongeluk
Toen de molen in 1765 in gebruik kwam, gebeurde er al
snel daarna een ongeluk. De molen draaide met volle zei
len. De wieken draaiden toen over de weg op dat moment.
In de verte naderde een boerenwagen met daarvoor een
span paarden. Dichterbij de molen gekomen, werden de
dieren onrustig en de paardenknecht kon zijn span niet
meer in bedwang houden. De dieren schrokken van de
draaiende wieken met daarop de zeilen. Ze sloegen op hol.
Dit alles kwam bij het districtsbestuur op tafel. De heren
Bij de molen behoorde een lapje grond van slechts 200 roe.
De molen werd gebouwd met materiaal dat allemaal uit
de polder kon worden gehaald. Om te beginnen het hout.
Wanneer de boomstammen vier jaar in het water van de
kreke de Lange Planke hadden gelegen, werden die er met
twee paarden uit getrokken en op de kant gelegd om te
laten drogen. Daarna werden ze van de bast ontdaan en
op de sleper naor den boeie gebracht. Dat was een afdak
met riet uit de poldersloot gedekt. Daar droogde het hout
verder, soms wel vier jaar lang als het dikke stammen wa
ren. Dan werden ze gedisseld met een grote scherpe beitel
die de dorpssmid had gescherpt. Deze dissel had een korte
steel. De stam werd nu wat rechter gemaakt. Op elke hoek
In 1765 kwam de molen in gebruik. Het was een reus
onder de molens in het Land van Cadzand. De Heer van
Sint-Pier had het windrecht en genoot een jaarlijks rende
ment van 32 ponden Vlaams. Een hoog bedrag, maar de
forse molen, die over de polder heerste, had met vier volle
zeilen een heel grote maalkracht.
En wat werd er door de molenaar gemalen?
Om te beginnen tarwe. Dit meel was geschikt om er brood
van te bakken. Door de bakkers en de boeren werd deze
bloem afgenomen. Ook particulieren lieten hun tarwe
hier malen. Het was altijd krop uut de zak. dat men bakte.
Door een paar speciale stenen werd hier heel fijne bloem
gemalen. Men noemde dat buien. Door haver te pletten
verkreeg men havermout. Gort werd hier ook op de maal
zolder gemaakt van gerst. De stenen braken paardenbonen
(pèèrebóónen) voer voor de paarden. Dit noemde men
bekappen. Al de andere zolders waren in gebruik voor de
opslag.
1904 ging slachter Jan de le Leijs van de Mariawegt aan
het werk. Ko Lauret had daarvoor met de sikkel 60 a 70
bossen riet gesneden. Die verwerkte er van vreemd riet het
genoemde jaartal in, dat er schitterend in te lezen was. In
mijn jongensjaren heb ik daar dikwijls naar gekeken, naar
dat jaartal 1904. Kunstig om te zien. Trouwens die hele
molen was een indrukwekkend geheel, als de grote zeilen
op de draaiende wieken zaten.
In het begin van de jaren dertig is er een nieuwe gale
rij met ijzeren liggers rond de molen aangebracht door
dorpssmid Abraham le Grand. Ook de kap veranderde,
het riet maakte plaats voor golfplaten van asbest.
De molen had een rieten kap. In 1765 was die gedekt door
de slager Isaac de Gardeijn. Het riet kwam uit de polder.
Om de zoveel jaar was de kap toe aan een nieuwe bekle
ding. De dorpsslager van Zuidzande, deed dat meestal. In
De scherphamer van Jan Aalbregtse.
Plattegrond van de molen. 1. Paardenstal, 2. In- en uitrit van de mole-
naarskar, 3. Woning van de molenaar.
De stichtingssteen boven de deur. Frederik Carlier woonde met zijn
vrouw in de molen.
Straat met witte paal links naast de weg. De vrouw in klederdracht is
Marie van Haelst. Ze kon niet lezen en schrijven, ze was nooit naar
school geweest en was de huishoudster van de vrijgezelle molenaar
Luteijn. Marie was getrouwd met Ko Lauret. Hij heeft het riet voor de
molenkap gesneden.