ib m m J Nehalennia winter 2022 nr. 218 8 9 Het verdriet en de schrik waren groot. Toen werden de schepen omgebouwd met een gaffel en een giek, een bezaantuig. Dit werkte lastiger, want dan moesten ze het grootzeil met een lijn een stuk omhoog halen (geien) bij het werken, dus meer handelingen nodig. Het zwaartepunt kwam echter lager te liggen, wat de kans op kapseizen verkleinde. Als ze langer dan een dag wegbleven, sliep de bemanning in het vooronder in houten kooien. Daar stond ook een mini kacheltje, een avapeurtje, waar koffie op gemaakt werd: koffie malen, scheppen gemalen koffie in een ketel, water erop en koken, ook visjes erop bakken kon. Er was altijd een ton zoet water aan boord. Het achteronder was voor zeilen en netten als ze niet visten. De garnalen wer den met grote sleepnetten opgevist, dan werd de vangst gesorteerd en gezeefd en in manden gedaan. Die manden kwamen middenin het schip, het ruim. De vissers hadden de netten en manden zelf gemaakt. Vervolgens werden de garnalen een kwartier gekookt in een grote kookpot die op de hoogaars stond, gewoon in het zoute water waar ze voeren, flauwe garnalen. Dit was een nauwkeurig werkje, want als ze te lang kookten, werden ze taai. Garnalen die s maandags opgevist waren, moesten uiterlijk woensdag worden gegeten. Op de scheepjes was geen mogelijkheid de garnalen en bijvangst te koelen. Garnalen die voor de export bestemd waren, werden met toegevoegd zout gekookt: 3 kilo zout op 7 kilo garna len. De vissers hielden zich niet bezig met de handel of verdere verwerking van garnalen. Als de bemanning uit 4 man bestond, werd de opbrengst ^besomming wel door vijven gedeeld, vanwege de aflossing van de hypotheek en onderhoud van het schip. De besomming werd overal op dezelfde manier verdeeld. In Brouwershaven was van 1894-1930 een garnaleninma- kerij van Krijn van der Linde. Later kwam de firma Jansen, die handelde in verse garnalen. Ze exporteerden grote hoeveelheden garnalen naar België, maar ook naar Frank rijk en Groot-Brittannië. Ook voorzagen ze veel mensen van garnalen om thuis te pellen, een bijverdienste voor de vele grote gezinnen, waarmee het karige gezinsinkomen aangevuld werd. Dit garnalenpellen gebeurde uiteraard in alle vissersplaatsen, waar garnalen verhandeld werden.1 Wat bin dr vee hornet gepéld in ööns durp in de loop der jaeren. Zo verre az mien èrrineringe teruggae, wier d’r oaltie hornet tuus gepéld. De huus konne, voo nae schoole haen, nognfliengk dndje mee èllepe pèlle”, aldus mevrouw A.de Vos-de Ridder uut Erremuuë. Met een automatische pelmachine werd uitgebreid geëxperimenteerd, maar het werd geen succes. Als de schepen terug waren in de haven, werd de vangst verkocht, bij afslag op de kaai, later in de vismijn. Het aanbod in de vissershavens was altijd groter dan de vraag van de lokale bevolking. Dus ging vrouwen dit uitventen, leuren met een juk op de schouders en twee grote manden gepelde garnalen, en de bijvangst aan schol, schar, een enkele tong vanuit bijvoorbeeld Arnemuiden, lopend over bruggetjes naar Middelburg. De trein vanuit Arnemuiden was eigenlijk te duur, lopen kostte niets dan spierkracht en tijd! De armoede was heel groot onder de meeste vissers- gezinnen in alle vissersplaatsen, tot de Tweede Wereldoor log. De verdiensten waren zeer wisselend. In de winter kon vaak niet worden uitgevaren en waren de grote gezinnen afhankelijk van de Diaconie van de Protestantse Kerken en wat ze eventueel aan eetbaars vonden op de dijk of de er voor gelegen schorren.2 Op dn diek is nóha wat te vinrin: as kienkhóórns(wulken), zêêkatt’n (inktvissen de schilden worden gevoerd aan de parkieten), kruukels(alikruiken),k lapkonte’n(grote schelpen), krabb’n, hornaet(garnalen) en mossels”, in het dialect van Yerseke. Na de oorlog ging het beter. In de jaren ’80 en 90 waren de verdiensten beter en kon met grote subsidies om de paar jaar een nieuwe, gro tere stalen motorkotter met meer mogelijkheden worden gekocht. De aanleg van dammen in de rivierarmen betekenden enorme veranderingen voor de vissers: Tussen 1861-1867 werd het Kreekrak tussen Noord-Brabant en Zuid-Beve- land afgedamd voor de spoorlijn, die later doorgetrokken werd tot Middelburg en Vlissingen. Hiertoe moest ook het Sloe tussen Walcheren en Zuid-Beveland afgedamd worden in 1871. Bij de aanleg van de Kreekrakdam, verloren een aantal vissers hun visgronden en mosselper celen. Voor de vissers van Tholen betekende het een flink stuk omvaren naar hun afzetmarkt Antwerpen, door het nieuw aangelegde Kanaal door Zuid-Beveland. Maar bij de aanleg van de Sloedam, raakte Arnemuiden zijn toegan gen tot de zee kwijt. Ondanks dat er in 1873 een Arneka- naal gegraven werd, besloten veel vissers uit Arnemuiden voortaan Vlissingen of Veere als thuishaven te kiezen. De meesten bleven echter wel in het vertrouwde Arnemuiden wonen, maar ze waren voortaan wel een groot deel van de week van huis. Door de aanleg van de dam in de Braakman in 1952 verlo ren ook de vissers uit Boekhoute en Philippine hun moge lijkheid op de Westerschelde te komen. In Philippine bleef wel mosselhandel en een aantal mosselrestaurants bestaan. In het kader van het Deltaplan na de Ramp van 1953, werd het Veerse Gat tussen Walcheren en Noord-Beveland afge sloten in 1961. De Vissersvloot van Veere en Arnemuiden voer met hun gezinnen en de vlag halfstok door het laatste zen een spriettuig met een vlieger bovenin. Naast een fok kon er vóór het grootzeil een kluiver worden bevestigd. Dat spriettuig maakte het makkelijk mogelijk om snel van stuurboord naar bakboord te lopen tijdens het werk. Maar in juli 1924 stak middenin de zomer plotseling een storm op, waarbij vier hoogaarzen kapseisden door het hoge zwaartepunt van het spriettuig, wat niet vlug te strijken was en vijftien van de zestien opvarenden verdronken. ■%- l De expert op het gebied van garnalen koken aan boord van het schip van Jan de Nooijer, was Stoffel Duijnhouwer. Hier aan het werk. Jan de Nooijer was oorspronkelijk afkomstig uit Arnemuiden, maar ook de laatste garnalenvisser van Brouwershaven, vertelde zijn dochter Nel. Toen ze vanwege de sluiting van het Sloe in 1871 niet meer weg konden, verhuisden ze met het gezin van Jan’s vader Arjoan naar Brou wershaven. Ze waren altijd met 4 man aan boord. Foto uit de Tentoon stelling Opgevist en opgedist. Op de foto een voorbeeld van garnalenpelsters in Brouwershaven aan de Noordstraat: midden-achteraan: Keetje Duinhouwer-van Dijke, rechts ervan Mina Duinhouwer-Stoffelsdochter, met kanten aekmuste is Geertje Duinhouwer-de Jonge, vooraan Antje Duinhouwer, zus van Mina, naast haar meester Praeger in de moeilijke crisisjaren 1934. Uit Collectie Tentoonstelling Opgevist en Opgedist. Arnemuidense hoogaarzen met spriettuigen voor de garnalenvangst in de haven van Vlissingen. Foto van 1924, uit collectie Beeldbank Historische Vereniging Arnemuiden. Na de afsluiting van het Sloe in 1871 lagen veel Arnemuidense vissers in Vlissingen. Vooraan ligt de Vli 20, die bij de storm van juli 1924 gekapseisd is en waarbij alle bemanningsleden verdronken. Vanuit Arnemuiden met een juk op de schouders met 2 grote manden garnalen en bijvangst aan vis, over diverse bruggetjes naar Middel burg. De vrouwen liepen meestal in groepjes, gezelliger en veiliger. Collectie Beeldbank Historische Vereniging Arnemuiden. De Haven van Philippine in 1890 met op de voorgrond een paar kleine hoogaarzen en op de achtergrond grote hoogaarzen. Een foto uit de collectie van het Nationaal ScheepvaartMuseum in Antwerpen, afge drukt in “de Hoogaars”. De visserskotters uit Veere, grotendeels afkomstig uit Arnemuiden, voeren met de laatste vangst de Haven van Veere in op 7 april 1961. Om korte tijd later met hun gezinnen door het laatste sluitgat in de caissons van de Veerse Dam in aanbouw te varen, richting de nieuwe, vergrote haven van Colijnsplaat op Noord-Beveland. De toekomst voor (garnalen)vissers was zeer onzeker geworden, want de Oosterschelde zou ook volledig afgesloten worden. Uit: De economische geschiedenis van Zeeland 1800-2000, blz 322.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2022 | | pagina 6