m 12 Nehalennia winter 2022 nr. 218 13 Thijsse had begrip voor de verandering van natuur- tot cultuurlandschap en voelde als echte ‘vooruitgangsmensch’ zelfs bewondering voor de menselijke inventiviteit..met aanvankelijk zeer eenvoudige hulpmiddelen, maar met onbegrijpelijke taaiheid en volharding hebben wij ons land ontwoekerd aan de baren, hebben wij de wilde wateren beteugeld. De geschiedenis van de Zeeuwsche- en Zuidhol- landsche eilanden is als een heldendicht.’ ‘Ik ken menschen, die zooveel van de “Natuur” houden, dat ze zich bedroe ven over de breede plaats die hun medemensch voor zich opeischen. Dat is ongeoorloofd. Waar wij ons levensgeluk te danken hebben aan de beschaving, moeten wij beginnen met het “cultuurlandschap” te waarderen.’ Thijsse pleitte in het boek om ‘al de duinen van Cadzand tot Rottum te behandelen als één groot Nationaal Park.’ Een formidabel idee: ‘De grondgedachte moet zijn: aan het strand- en duinlandschap zoo veel mogelijk vrijheid te laten tot eigen ontwikkeling en niets onredelijks te verlan gen van onze duinen.'9 Het initiatief van Thijsse klinkt met terugwerkende kracht sympathiek en relevant, maar ook als een gemiste kans. Het had veel waardevol strand- en duingebied hebben kunnen redden, maar is helaas niet van de grond geko men: verkeerde tijdgeest, bezetting, bevrijding, wederop bouw, massatoerisme, rationaliteits- en efficiency-denken. Te progressief voor zijn tijd. Reële natuurbescherming in de kustgebieden kwam er pas veel later, en dan nog niet volledig. Gekleurde platen en de Sumatra Post Anders dan de eerste albums werd Onze groote rivieren geïllustreerd met beperkt aantal gekleurde prenten ter grootte van een hele of een derde pagina. Zij konden ge- Tegelijkertijd spaarde hij zijn kritiek over het verlies van natuur niet, in het bijzonder in Zeeland over de vervolging van zeehonden, al blijft hij mild. ‘Wanneer ze niet zoo hevig vervolgd worden, dan zouden we ze ook dikwijls genoeg van heel nabij te zien kunnen krijgen en dat is dan nog weer heel wat anders dan zoon tamelijk lusteloos diertje in Artis‘Het gaat niet aan, om zulke aardige en belangrijke dieren te haten en te verdelgen. En al zou de zeehond schadelijk moeten heeten - wat ik nog lang niet geloof - dan kan die schade toch niet overweldigend groot zijn, want het aantal zeehonden op onze Wadden en in onze zeegaten bedraagt nog geen drieduizend.'7 Los van Verkade: een nationaal park van Cadzand tot Rottum Hoewel geen Verkade-album, zou het onderwerp van een van zijn laatste publicaties, Onze duinen, voor Thijsse een mooie gelegenheid kunnen zijn geweest om wat gedetailleerder op dit specifiek biotoop in Zeeland in te gaan. Maar evenals in de Verkade-albums, blijkt ook hier zijn gerichtheid toch vooral op Noord-Nederland, in het bijzonder de kust van Noord-Holland en de Waddeneilan den. Hij noemt weliswaar de vorming van nieuwe duinen op de ‘Noordkust van Walcheren, de kust van Schouwen bij den Verklikker, een enkel plekje op Goeree’ en ook de bescherming van duinafbraak door paalhoofden, zoals opnieuw op Walcheren, op Schouwen en Goeree’. Ver schijnselen, die gepaard gaan met bewegende duinen, zijn volgens hem het mooist te zien in de Schoorlse Duinen, op de Waddeneilanden, maar ook op Schouwen. En bij het Witte Duin op Walcheren ziet hij een jarenlange, even goed snelle vernieling van het plantendek door ‘den wind die het zand los kolkt, omhoog wervelt en voortstuwt’. Zelfs vermeldt hij de kust van Schouwen nog als voorbeeld waar nog altijd schaarse duinplassen voorkomen. En ‘Ook de Bijen-orchis, die langs de Zeeuwsche kusten komt opdringen, en zich reeds vertoonde aan den Hoek van Holland en bij Den Haag, zou het al verder gebracht heb ben, als het konijn niet in de weg stond’. Maar daar blijft het jammer genoeg bij. Onze groote rivieren is eigenlijk een uitwerking van het eerste hoofdstuk van Waar wij wonen. Waar in andere albums slechts met een enkel woord ge refereerd wordt aan de ‘Zeeuwse stroomen’ of ‘Zeeuwse weiden’.6 komt hier Zeeland redelijk uitgebreid aan bod, en ook Goerree en Overflakkee. Erg diep gaat de tekst inhoudelijk niet, maar als ergens een geboren verteller aan het woord is, dan in dit album Thijsse over Zeeland. Opvallend is zijn nadruk op het Noord-Zeeuwse: Schou wen, Philipsland, Noord-Beveland. Hij spreekt over de Schelde, de Ooster- en Westerschelde, eb en vloed, slik ken en schorren en de Scheldestrandjes, waaronder ‘de beroemde Kaloot’. En ook over overstromingen, inpol deringen, bedijkingen en verdronken landen. En passant toucheert hij de actualiteit van het Nederlands-Belgisch Verdrag (1925), de bagger ver gunning aan de Belgen en de ‘groote zeeboten’ op weg naar Antwerpen. ‘De schip pers en de Belgen zijn daarmede nu, hopen wij, tevreden gesteld.’ niet, toen ik vertelde, dat ik het al vijftig jaar geleden bij mijn grootmoeder had gegeten.’ ‘Gestoofd en met harde eieren, heel lekker.’ Thijsse’s grootmoeder woonde in Middelburg. Hij bezocht haar af en toe, vertelt hij in een eerder album, Waar wij wonen, toen hij nog in Grave woonde. Per stoomboot ging het via de Maas, het Hol lands Diep, de Schelde naar het Kanaal door Walcheren en tenslotte Middelburg. ruild worden tegen bonnen in beschuit of koek. Ook Zee land kwam aan bod, met illustraties van de Westerschelde, de Zuidhavenpoort van Zierikzee en het waterfront van Veere. Zij werden gemaakt door Jan Voerman jr., die met Jan van Oort samengewerkt had bij de eerste Verkade-al bums (1906-1913). De tekst van Thijsse werd tevens gelar deerd met verscheidene zwart-wit afbeeldingen, zoals als boekafsluiting het bekende wapen van Zeeland, getekend door C. Rol. ‘Wat zou Nederland zijn zonder het water? Daaraan is het ontworsteld, en het was dan ook een fijne gedachte van de samenstellers, dit werk over Nederland en het water te sluiten met het wapen van Zeeland, het wapen met den leeuw, die “worstelt en ontzwemt”: “Luctor et emergo.”, schrijft de Sumatra Post aan de andere kant van de wereld, in april 1938 in een boekbespreking.8 1937 en het jaar 1938 - waarin Van Oort in Geldrop over leed (verschenen van zijn hand Waar wij wonen en Onze groote rivieren) elk in een oplage van meer dan 100.000 exemplaren en voor een spotprijsje van 0,75. Het oor spronkelijke handschrift van het eerste kwam later in bezit van Hans Warren (1921-2001), met wie Thijsse corres pondeerde en die hij zeer bewonderde.4 Hij bewaarde het, schreef hij in 1998 ‘als een schat’.5 Vindingrijkheid van ingenieurs en milde kritiek Het aanstippen van een aantal historische plaatsen klinkt als een toeristische brochure, met af en toe een historische uitstap naar de Tachtigjarige oorlog in de trant van P.C. Hooft. Zierikzee: ‘mooie stadje’, ‘herinnerend aan rijke tijden’. Veere: ‘één groot en zeer gemakkelijk te behandelen museumstuk waar je nooit aan uitgekeken raakt’. ‘Het mooie dorpje Ellewoutsdijk.’ Tussendoor is er ook aandacht voor ‘dikke torens’ langs de kust in achtereenvolgens Brielle, Goedereede, Zierikzee, Veere en Sint-Anna ter Muiden. ‘Die steenen gevaarten maken bij weer en wind een prach tige en indrukwekkende vertooning. De tand des tijds heeft duidelijk aan ze geknaagd, maar ze lijken onverwoestbaar en de vriendelijke Natuur heeft ze getooid met groen en va rens en kleur van bloemen’. Uiteraard wijst Thijsse op flora en fauna, maar duidelijk minder dan in zijn eerdere albums. Meer zelfs, hij spreekt zijn waardering uit voor de verster king van bedreigde oevers, zelfs als die ten koste gaat van natuurwaarden: .hier wordt van de ingenieurs de grootste inspanning, de grootste vindingrijkheid, de diepste studie gevergd. Waarlijk, het Zeeuwse wapen behelst geen overdrijving’. De Oosterschelde roemt hij om zijn ‘oesters, kreeftjes en ansjovis’. Yerseke met zijn oesterputten is ‘één van de aardigste bezienswaardigheden van ons land’. Een andere delicatesse, zeekraal, herinnert hem aan een grappig voorval: ‘Ik heb het eens als een groot nieuwig- heidje moeten eten op een noenmaal van de Société d’Acclimation in Parijs: “salicornie”. Zij geloofden me haast i Jac. P. Thijsse, Vogel zang, Zaandam, 1965 Zaans Museum, Zaan- dam/Stichting Behoud Cultured Erfgoed Verkade. Jan Voerman jr., Zuidhavenpoort in Zierikzee. Uit: Jac. P. Thuijsse, Onze groote rivieren. Koningin-moeder Emma, koningin Wilhelmina en prinses Juliana, 'rondgeleid' op het Naardermeer, 8 juni 1928. Zaandam/Stichting Be houd Cultured Erfgoed Verkade. i. Jan Voerman jr.Zaans Museum, Zaandam/Stichting Behoud Cultu reel Erfgoed Verkade.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2022 | | pagina 8