'De dood die gij zult sterven en die erger is dan de bom: de toorn Gods DE STAAT OF DE STRAAT Even voorstellende nieuwe commissaris van de koningin 7 Erger dan de bom Staat of straat Alle verstand te boven Zeeuwen in den vreemde NIEUW ZEELAND 'Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u, niet gelijk de wereld geef ik u vrede', uit Johannes 14 is een onderdeel van het gebed waarmee de voorzitter van het jongerencon tact, C. Flipse, de bijeenkomst opende. Deze bijbeltekst zou ver volgens als een rode draad door de rest van de bijeenkomst heenlo pen. Flipse in zijn voorwoord: 'De ganse wereld, de ganse schepping zucht, ledereen hunkert naar vrede op aarde. Maar vrede wordt door Lucas in relatie gebracht met de Heer in den Hooge. Tegenwoordig wordt er echter een veel armoediger omschrijving gegeven van het begrip vrede. Alsof vrede alleen ligt in de persoonlijke relatie tot god. Die vrede moet juist doorwerken in de mensen en volke- De eerste inleider die stof moest leveren voor de forum-discussie was P. Davidse, de voorzitter van het Inter kerkelijk Comité Tweezijdige Ontwa pening Walcheren. Met een nogal onheilspellend stemgeluid sprak Davidse over 'de dood die gij zult sterven en die erger is dan de bom: de toorn gods. 'Het bloed vloeit over de aarde en dat klinkt door in onze dagen. Er is een einde gekomen aan harmonie en vrede. We gaan onherroepelijk de mist in als we dat niet voor ogen houden. De opdracht die er nu ligt is dat we ondanks zondeval en dood de aarde dienen te bewaren als dienaren van de Daags voordat de Gereformeerde Synode zich uitsprak tegen de plaat sing van kruisraketten op Nederlands grondgebied hield het SGP-jongeren contact Zeeland een bijeenkomst in de Sion-kerk in Goes. Het thema van de bijeenkomst luidde: 'Vredesbewe gingwat moeten we daarmee'. De belangrijkste conclusie in de Sion-kerk was dat het gros van de SG P-jongeren (al hielden zij zich tijdens de bijeen komst zeer op de vlakte in tegenstel ling tot de door de wol geverfde forumleden en voorzitter) tegenstan der is van eenzijdige ontwapening en dat 'de overheid niet alleen de taak heeft om de vijand lief te hebben, maar ook om het land te verdedigen'. Janna van Veen zat voor Nieuw Zeeland in de kerk. Koning. Irizoverre zouden veel dienaren van welke koning of ideologie ook, het eens kunnen zijn met de 1CTO- voorzitter. Maar Davidse zou geen voorzitter van het 1CTO zijn als hij het daarbij liet. 'De vredesbeweging van nu is ontstaan uit doemdenkers en fatalisten. Negen Nederlandse kerken zijn zich ooit gaan buigen over het vraagstuk van vrede en veiligheid in het licht van gods wil en hebben zich gebundeld in het IKV en PA X-Christi. De kerkelijke vredesbeweging zou dat vraagstuk echter moeten benaderen uit het oogpunt dat niet het wapen maar de zondige mens daarachter veroordeeld moet worden. Volgens Davidse mag zelfhandha ving, zelfverlossing nooit de doelstel ling zijn van de kerkelijke vredesbewe ging, een weg die het IKV en PAX- Christi wel zijn opgegaan naar zijn mening. Wat wij als rentmeesters gods moeten verdedigen is een vrije maatschappij, een vrije godsdienst en democratische waarden. En met opgeheven vinger richting zaal met jongeren wijzend (de meisjes in rokken en zindelijke sokjes, de jongens in pullover met overhemd): We hebben een potentiële vijand. Een vijand die de wereldheerschappij, zoals uit de geschiedenis blijkt, in handen wil krijgen. Een anti-christe lijke macht die in Oost-Europa zetelt. En al mogen we geen vuist van Kaan maken tegen de mensheid, we mogen niet dezelfde fout maken als Chamber lain: één éénzijdige stap en de wereld staat in vlammen.' Davidse viel na zijn betoog noch applaus nog boe-geroep ten deel. De ongeveer 50 aanwezige jongeren wachtten zonder commentaar de inleiding af van Geurtsen, de directeur van een vormingsinstituut in Middel- harnis. Geurtsen had als onderwerp 'burge- lijke ongehoorzaamheid in relatie tot de christelijke gedachten', een onder werp dat wat meer voeding gaf aan enige (zij hët ook zeer lauwe) discussie onder de jongeren. Geurtsen: 'De overheden zijn door god ingesteld. Alle gezag is afgeleid gezag, maar we kunnen bijvoorbeeld uit de democratie opmaken dat gezag niet echt wordt geaccepteerd. Het zijn de zwakke punten in het democrati sche stelsel die zórgen voor de onrust die sinds de tweede wereldoorlog onder het volk heerst. Die onrust zorgt voor burgelijke ongehoorzaamheid. Het is nu de vraag wie het voor het zeggen heeft: de staal of de straat. De staat heeft het volgens Geurtsen altijd voor het zeggen, behalve wan neer die staat de burgers iets op wil leggen dat indruist tegen gods woord. 'De overheid is een dienaresse gods, maar is altijd aan wetten en regels gebonden. De grens ligt daar waar we in overtreding zijn met gods geboden. Met de bijbel in de hand beantwoord den de jongeren na de inleiding vervolgens een vragenlijst waaruit de discussie had moeten ontstaan. Wat 'de burgelijke ongehoorzaamheid in het licht van gods woord' betreft waren de jonge gereformeerden het blijkens de antwoorden eens met de stelling van Geurtsen. Op de vraag 'hoe moet de overheid reageren op burgelijke onge hoorzaamheid (tekstverwijzing Colos- sensen 4:1, Efeze 6:9)' kwam over het algemeen het antwoord dat de over heid moest straffen, behalve wanneer die burgelijke ongehoorzaamheid ge Tekeriing: Benno l ranken oorloofd is in het kader van gods woord. Bij de vraag of het leger (en in relatie daarmee de kernwapens) wel in de voorzienigheid gods is gelegen kwam het antwoord uit de zaal: 'Als de deur openstaat kan iedereen binnen komen. We moeten de deur van het land hermetisch gesloten houden voor potentiële vijanden.' En: 'Een expan sieoorlog is ongeoorloofd, maar een defensieve mag terwille van gods woord. 'Want', zegt ICTO-voorzitter Da vidse, 'God gebruikt mensen om zijn koninkrijk te bevestigen. God bouwt zijn kerk uit. In Oost-Europa wordt de kerk onderdrukt dus moeten we die macht niet de kans geven ons te overheersen. En ook niet in het binnenland waar je ziet dat de vredesbeweging links en rood in het zadel wil helpen. Ik zie weer bloed vloeien en niet het bloed van Abel. Mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u. Vrede die alle verstand te boven gaat. JANNA VAN VEEN Nieuw Zeeland? Niéuw Zeeland. Ha, dat is weer eens heel wat anders. Want als het om Zeeland gaat is het meestal van toen. Toen de bolus nog de boluswas en de babbelaars nog geen toeristenverpakking kenden. En het vervelende is dat ik nu, op het punt van het vervullen van mijn belofte aan de wakkere redactie van Nieuw Zeeland, ik ook alleen maar weer aan dat oude Zeeland kan denken. 'Je bent een Zeeuw', zeiden ze tegen mij door de telefoon, en zo voel ik diep van binnen dat ook wel. 'Je bent een bekende Zeeuw', zeiden ze door de telefoon, en dat moet ook kloppen want ik liep een keer over het stationsplein in Utrecht toen ik hoorde tikken op het raam van een autobus. Een stilstaande bus aan het eind- of beginpunt en de man achter het raam, die tikte, wees met zijn andere wijsvinger op zijn borsten zei iets met een raar vertrokken mond. Pas toen ik mijn oor bijna tegen het glas hield verstond ik wat hij zei: 'Zeeuw!' Hij was het ook; en ik heb ervan onthouden dat je je mond raar vertrekt als je met nadruk Zeeuw wilt zeggen. Zeeuw-zijn buiten Zeeland is natuurlijk het mooist als je er nooit meer komt, dan kun je alles ongerept in je herinnering bewaren. Regelmatig teruggaan is lastiger. Vorig jaar, op een zoveeljarig huwelijksfeest op Zuid Beveland ontmoette ik een zeventigjarige Zeeuw, die een groot deel van zijn leven in het buitenland doorbracht, maar wel trouw terugkeerde om de Zeeuwse luchten nog eens op te snuiven. Maar deze keer, zei hij, en niet eens aangetast door de jenever, is het voor het laatst -ik kan het niet meer aanzien. Want er was weer iets dat hem dierbaar was onder slopershand gevallen. Ik kan zo 'n gevoel goed begrijpen. Ik heb twee kinderen, jong en onervaren maar met scherpe ogen in hun hoofd. De eerste keer dat ik ze meenam naar Zeeland waren ze zo opgewonden van alle verwachtingen: we gaan naar het Zeeland waar vader zo hartverscheurend over kan vertellen. Maar ze konden het niet meer zién. 'Daar waar nu dat verkeerslicht staat, stond het huis waar ik geboren ben'. 'Hier was de boomgaard waar ik kersen plukte en met tak en al uit de boom donderde' -maar er was geen boomgaard meer, er is trouwens nergens meer zo' n boomgaard. 'Die kerktoren daar, die zagje vroeger niet zomaar liggen, daar moest je eerst twintig minuten voor fietsen over een kronke lige weg.' Mijn kinderen zien het niet, maar ik zie het allemaal nog steeds: de hoge luchten, de kromme bomen, de oude dijken, de paarden en de ploegen,en die korte, breedgeschouderde mannetjes in pilopakken tot boven de enkels in de klei gegroeid. Ik zie het, terwijl ik aan mijn kinderen vertel over de noodzaak van strakke snelwegen en opgehoogde dijken en teveel mensen en industrialisatie en massacultuur en openlegging, dat oude, schorre lied waarbij men vaak moet slikken. Maar als dat zo is, hoor ik u al mompelen, waarom wil je dan over een tijdje Commissaris van de Koningin in Zeeland worden? Want een Commissaris van de Koningin -lees maar eens in de verzamelde toespraken van al die leiders van buitengewesten als Van Agt, Wiegel, Kremers -hebben toch als heilige taak het binnenslepen van industrieën, uitgediepte havens, pretparken en werkgelegenheidspro jecten? Omdat ik denk dat er van dat oude Zeeland nog veel te redden is. Niet door Luctor et Emergo te roepen. Niet door, zoals ze in Zwitserland doen, oudere mensen betaald in klederdracht te hijsen. Niet door de boomgaarden te herplan ten, al zouden er best wat bomen bij mogen. Maar door met alle mensen die er nu wonen een Nieuw Zeeland te beginnen. En natuurlijk mét de hoge luchten, de schorren en slikken, en de diepe waters. En even natuurlijk zouden nog zittende regenten, en de al te gezagsgetrouwe inwoners het recht krijgen de eilanden te verlaten. Nieuwe Commissaris van de Koningin procla meert het Nieuwe Zeeland. Er zou een grote roep vanuitgaan, en iedereen in het Koninkrijk zou weten dat Den Haag voortaan te maken zou krijgen met de stugge, rebelse Zeeuw, opgestaan uit de schoot der historie. Door het schamper gelach heen hoor ik ook vragen mompelen: wie zal dat betalen? En: als je de huidige inwoners van Zeeland uitroept tot de Nieuwe Zeeuwen, hoe zit dat dan met al die Zeeuwen die elders in Nederland of in het buitenland wonen? De laatste vraag beant woordt de eerste! Want al die tienduizenden Zeeuwen die er niet wonen blijven Oude Zeeuwen. Die mogen er ook nooit meer in. Behalve één keer per jaar, dan mogen ze op bedevaart komen naar hun geliefde Zeeland. Ze brengen dan ook een aanzienlijke som offergeld mee. En van dat geld zorgen wij dat ze ook wat beleven als ze komen. R1NUS FERDINANDUSSE

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1984 | | pagina 7