„Tropen-Adel". 2 ONS ZEELAND munten, welke men in het strand heeft gevonden, kun nen een deel der tempelschat geweest zijn. In de buurt des tempels vond men meestal een put of tempelbron, waaruit slechts zwijgende mocht gedronken worden. Met de overburen, de Britten, waaronder veel Belgen woon den, had men hier een levendig verkeer. Uit de pennin gen gevonden te Haamstede, Westenschouwen, Bres- kens, Westkappel maar vooral uit te Domburg gevon den monumenten blijkt, dat er in de 2e en 3e eeuw aan deze kusten, een belangrijke handel is geweest. De handel bracht teweeg, dat Britten, Saksers en Scandinaviërs zich hier vestigden, en wat uit zelfbehoud noodig was, zich in koloniën vereenigden. Mogelijk houdt het verschil in voorkomen en zeden der bewoners van Walcheren, bijv. tusschen die van Arnemuiden en Westkappel hiermede verband. In de derde eeuw, schijnt een groote storing bij de bewoners onzer kust streken te hebben plaats gehad, daar de eerste munten- reeks plotseling ophoudt. In de eerste eeuwen onzer jaartelling hebben de Mexapiers zich langzamerhand naar Vlaanderen uitgebreid. In die dagen treedt de groote veldheer Carausius op. Hij zou de Saksers, die zich door voedselnood in hun land, hier kwamen vesti gen, verdrijven. Kolonies van Saksers hadden zich reeds vroeg aan onze kusten en aan de kusten van Gallië ge vestigd, zoodat de Noord-Westkust van Gallië tot aan de Schelde „Littus Saxonicum Gallicum'' werd genoemd. Ook aan de overzijde hadden de indringers zich neer geslagen en vondt men Littus Saxonicum Brittanicum' Volgens de Romeinen heeft Carausius zich met de zee schuimers vereenigd en werd ter dood veroordeeld. Hij ontkwam dit vonnis en sluit in 287 een verbond met de frankische vorsten, maakt zich meester van Bononia (het tegenwoordige Boulogne) en steekt zegevierend over naar Brittanië. Hij wordt tot keizer uitgeroepen .De Ro meinen vallen hem aan, doch lijden de nederlaag. Ge durende zijn regeering zijn tal van muntstukken gesla gen. Niet minder dan 388 zijn daarvan bekend. In 293 werd hij te York vermoord. Daarna keeren de Romeinen terug. Na verscheiden invallen der Saksers verlieten zij in 410 voorgoed het land. Reeds vroeger was uit een verbond der Brukberea, Chamaven en Katten het volk der Franken ontstaan. Zich verdeelende in verschillende stammen, waaronder de Menapiers werden gerekend en later de Sueven. Tevoren woonden zij reeds in de buurt der Friezen. Door de volksverhuizing die deze eeuwen kenmerkt, stuwden drommen van barbaren lang zaam naar het Westen op. Ook in deze gewesten, waar reeds lang Saxische kolonisten woonden nam hun aantal toe. Bij het einde der 5e eeuw waren de Franken in het vrij rustig bezit van Midden en Noord Gallië. De machtsvermeerdering der Franken, vooral door de zege praal over de Allemannen in 496. drong de aan de kust wonende Gallische Saksers, om deze gevaarlijke buren te ontwijken, en zich aan te sluiten bij hunne land- genooten, vooral sedert 428 in Brittanië gevestigd. De Britten konden na het vertrek der Romeinen met moeite weerstand bieden aan de invallen der Caledoniërs en Pieten, waarop koning Vortigeen de hulp inriep van twee moedige zeeschuimers, Hengist en Horsa, w.l. ver bannen Friesche vorstenzonen. Zij beloofden hulp en kregen daarvoor een destijds door de Theems gevormd eilandje, dat zij Thanet noemden, in bezit. Nauwelijks is het gerucht dezer vestiging bekend, of Saksers Anglen en Friezen, stroomen naar het als vruchtbaar geprezen land. Zoo kwamen velen uit Zeeland, toen tot Friesland gerekend, daarheen, zich niet willende buigen onder het Frankische gezag. Een haven aan den linker Scheldeoever, niet ver van het zoo oude Axel, werd in de middeleeuwen de Saxhaven genoemd. "Inplaats echter van de Britten te helpen, verbinden de Saksers zich met hunne vijanden en na een woedenden strijd, waarin Hen gist en Horta omkomen, zijn de indringers meester van een groot deel van Brittanië, Na de onderwerping werd het land in acht koninkrijkjes verdeeld. Kleine oorlogen bleven niet uit, totdat Egbert, koning van Wessex (W. Saksen) het geheele land vereenigde en Engeland noemde. De geschiedenis van Zeeland zou dus nauw verbonden zijn met die der Saksers aan de overzijde der Noordzee. (Wordt vervolgd.) „En de Zuidelijken kwa men uit hun „tropen'' en bo den aan de Noordelijker wonende stamgenooten den „adel" van hun spel." Fantastisch zal den aanblik zijn. Onder de betoove- rende verlichting van de feestzaal komen zij bijeen, ge- noodigden en met hen, die willen genieten van het ko mende: De „Zeeuwen" zijn de gasten van de „Zeeuwen" Reeds bij het entree werd de stemming verkregen. Mij passeerde een Zeeuwschein volle kleederpracht, blozend en met de volle gekleurde armen, een toonbeeld van landelijk schoon. Reeds bespeur ik (in droombeeld) de schoone ligging van hofstede èn hare bevolking. De boerin groette mij nog en hoewel ik haar niet kende, gaf ik haar de hand en sprak: ik ken u niet van naam, maar in uw schoone dracht, heet ik u welkom. Ja, ik weet wel wie u bent, gij zijt de mijnheer uit Haarlem. Voor dat ik iets meer zeggen kon, was zij verder gegaan, dat speet mij, want ik dacht: straks zal ik haar uit het oog verlie zen, tusschen al die Zeeuwsche kleederpracht. Ik kwam de zaal binnen, sprak met kennissen en in het volle licht zag ik honderden menschen bijeen, gezellig pratende en vroolijk geschaard aan tafeltjes, natuurlijk allen in Zeeuwsch costuum Weg illusie, geen fantasie meer; de dames waren ge kleed in schoone mondaine toiletten èn de heeren in smoking En alsof de Zeeuwsche boerin, die mij was voorbij gegaan, een protest wilde uitspreken, zag ik haar nog even staan te midden van de ,,mode"-menschen. Zij was op de Zeeuwsche feestavond, in de feestzaal, de eenige, die Zeeuwsche was Een ontnuchtering, de betoovering was bijna geweken. De joviale stem van den voorzitter der ontvangende vereeniging „Zeelandia", dhr. Nobels, klonk door de zaal en sprak vele vriendelijke woorden tot hen die wa ren gekomen, zoomede tot hen, die de reis van uit Zeeland hadden ondernomen om te brengen aan hun Zeeuwsche stamverwanten een avond van vol genot. Hoe mooi schetste hij de groote opoffering, die de gasten zich getroosten om door hun spel een avond te geven van ontspanning, waarvan de baten ten goede zoude komen aan de vele geteisterden, door de niets- ontzeinde watersnoodramp. Hij herdacht allen, die

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 4