Zeeuwen Bezoekt Café
„De Trocadero"
Verhalen en Schetsen
Als de dokter komt.
ONS ZEELAND
3
toestand, We voelen niet meer dat we varen; het
is ons of we op vleugelen in het luchtruim zweven.
Ons geestesoog alleen leeft en neemt op het wonder
mooie schouwspel, dat zich hier aan den hemel af
speelt. De zon schiet haar stralen door wel drie lagen
wolken, die achter elkander opgestapeld zijn. De bre
king der stralen in de ragfijne wolken, die geen licht
schijnen tegen te houden, vertoonen de prachtigste
kleur-effecten in steeds wisselende vormen.
De boot schuift zacht verder, We hebben niet be
merkt, dat we reeds een half uur varen en dus de
helft van onze zeereis afgelegd hebben.
Een stem: ,,zie daar ligt Zierikzee", doet ons uit
ons gemijmer ontwaken en zet ons weder in de werke
lijkheid, Ook wij kijken den aangewezen kant uit, die
ons een schilderachtig silhouet van het aloude deftige
stadje toont. De toren is middelerwijl forscher gewor
den en doet vermoeden, dat, wanneer we straks hem
aan zijn voet zullen bewonderen, hij een buitengewoon
bouwwerk zal blijken te zijn. Het schijnt alsof we niet
naderen. Dit gezichtsbedrog ontstaat door dat we
straalsgewijs om een deel van de stad moeten heen
varen om in de lange haven te komen, een haven
waarin we nog 20 minuten moeten varen eer we in
de stad aanleggen. Het geeft ons echter geen teleur
stelling, want ten eerste wisselt het silhouet der stad
herhaaldelijk en wint in schoonheid en ten tweede
biedt de wijde waterplas nog zooveel mooie panora
ma's, dat we van harte wenschten dat de reis een
driemaal langeren duur zou gehad hebben.
Langzaam naderen we nu het stadje. De boot wordt
omstuwd door een groot aantal meeuwen, die haastig
en krijschend gebruik maken van de gelegenheid om
schaaldieren en vischjes weg te pikken, van de even
door de boot drooggezogen oeverdeelen. Ook dit
levendige tooneel trekt al te gauw voorbij.
We naderen snel de stad.
Op den oever worden we verwelkomd door een
zwerm van belangstellenden. Allerhartelijkst is hier
de ontvangst van vrienden en bekenden, maar ook de
vreemde reiziger wordt niet vergeten. Hier is men
geen object, waaraan slechts wat te verdienen is, neen
men is hier een persoonlijkheid, waarvan nota genomen
wordt.
De bootbesteller Pankoo, kenbaar aan den rooden
band om zijn pet, vraagt beleefd, of hij voor onze bagage
zal zorgen. Vóór wij voor de helft het adres hebben
opgegeven, heeft hij het al begrepen; ja, ik geloof, dat
hij slechts voor den vorm ons adres vroeg, want hij
had allang aan onze neuzen gezien, waar we heen
moesten. Nauwelijks zijn we thuis of daar is ook onze
bagage. Pankoo heeft niet alleen voor ons, maar voor
wel tien andere reizigers de bagage medegenomen en
keurig alles uit elkaar gehouden.
Het rustige Zeeuwsche gevoel, dat ons in Goes over
viel heeft ons nog niet verlaten. Alles gaat hier zoo
rustig, geen haast en toch alles op tijd.
Evenwel heb ik mij laten wijsmaken, dat er aan
den overtocht KatscheveerZierikzee wel eens wat
hapert. Het wil wel eens voorkomen, dat bij Oosten
wind en eb, de haven zoo laag staat, dat de boot er
niet door kan. Dan moet zij blijven liggen en wachten
tot de vloed opkomt. Deze narigheid komt gelukkig
niet dikwijls voor.
(Wordt vervolgd).
Reguliersdwarsstr. 97, Amsterdam
Middag- en Avond-Concert
De jonge dokter was nog maar pas in het Zeeuw
sche dorp gekomen en nu wendde hij al zijn krachten
aan om bij het voor hem geheel onbekende boerenvolk
alles wat vreemd was en eigenaardig, te begrijpen en
zich er zooveel mogelijk bij aan te passen.
Ook wende hij zich er zeer nauwkeurig aan om de
vreemde geluiden, die hem bij zijn bezoeken soms op
raadselachtig snelle wijze tegenklonken, goed te ver
werken en in zich op te nemen.
Het ging werkelijk al heel aardig, maar soms kwam
hij van die vreemde, wondere uitdruksels tegen, waar
aan hij totaal geen kop kon krijgen, en dan
moest hij er maar in berusten. Als ze alléén tegen
hem spraken, nou, dan ging het wel, maar o wee!
als hij een stuk of wat buurvrouwen trof, die met
z'n allen naar een of anderen zieke of naar z'n vroegere
woonplaats met groote belangstelling en radheid van
tong informeerden. Dan stond hij als 't ware als een
hert dat geheel door honden in het nauw gedreven is.
Dan rolden de klanken maar over hem heen, zonder
dat hij zich iets bewust kon worden, en dan knikte
of lachte hij maar eens en maakte zich vlug uit de
voeten.
's Avonds zat hij aan de piano.
Hij had een drukken dag gehad en nu zou hij eens
een gezelligen avond hebben.
Rrrrrt! de electrische schel. Hè! toch weer wat!
Hij zou zelf maar even open doen. Een klein meisje
stond aan de deur.
„Dokter, of je nie es even ni Jansen wil kommen.
D'n ouwe man is blange nie in orde, 't zit zo olle-
menschelik in z'n rik."
„Goed, kind, je moet zeggen dat ik dadelijk kom,
hoor. Bij Jansen, zeg je?"