I
ONS ZEELAND
DEBEVElMSCh
GEÏLLUSTREERD WEEKBLAD
Tevens Officieel Orgaan voor de Zeeuwsche Vereenigingen in Nederland
EERSTE JAARGANG
No. 44
27 NOVEMBER 1926
Hoofdredacteur: ANTOINE v. D. BERG
Uitgave en druk van G. W. den Boer, Lange St. Pieterstraat F 33, Middelburg, Telefoon 150, Postrek. 74988.
- Aanvragen omtrent advertentiën in dit Weekblad richte men tot den Uitgever. - Stukken, bestemd voor
de Redactie, te zenden aan de Redactie, Groote Markt 4, Goes, stukken betreffende de Zeeuwsche Ver
eenigingen aan den Heer M. P. Cornelisse, Coltermanstraat 14 rood, Haarlem. - Losse nos. a 0.15 op
aanvraag bij den Uitgever. - Abonnementsprijs 1.25 per kwartaal. - Advertentieprijs 0.35 per regel.
Bij contract lager tarief op aanvraag verkrijgbaar.
Be sproke van den „goeden ouden
tijd"; over twee kerk-restauraties;
de gemeenten en de electrificatie;
toondagen en gymnastiek.
Een van de sprookjes, die op ieder menschenge-
slacht beslag leggen, is de sproke van den „goeden
ouden tijd". Onze grootouders goochelden er mede,
onze ouders deden het en over enkele jaren zullen
wij evenzoo doen. Over het verleden hangt het kleu
rige waas der herinnering, dat de realiteit verbergt,
we zien er slechts de lieflijke dingen door en de erger
nissen blijven ons gespaard. Dit is veelal gelukkig,
doch soms is het wel eens noodig uit de sproke de
werkelijkheid te puren. Te meer wanneer het gescherm
met den „goeden ouden tijd" het huidige geslacht ver
der in de schaduw schuift dan dit geacht kan worden
te verdienen. De ménsch van thans heeft natuurlijk
vele feilen gelukkig zou ik bijna zeggen meer
misschien zelfs dan al de voor hem levende geslach
ten, maar hij heeft toch ook wel enkele goede eigen
schappen, waarvan de mensch die nu voor de sproke
van den „goeden ouden tijd" in aanmerking komt,
geheel gespeend was. Van deze eigenschappen noem
ik hier de zorg voor de na ons komenden en de piëteit
jegens het verleden, tot uiting komend in onze aan
dacht voor oude kunstwerken. Het is het geslacht van
heden, dat zich bewust is geworden van de waarde
van een historisch bouwwerk, en het werd hiertoe
aangespoord door de ergerlijke verwaarloozing, die
dateert uit den „goeden ouden tijd", toen men vrijelijk
zijn hartstochten botvierde en er maling aan had, dat
men in eerbied te kort schoot jegens het verleden. De
mensch van de twintigste eeuw is het, die een weinig
benijdenswaardige erfenis ten deel viel, o. a. bestaande
in kerken en andere historische monumenten, welke
in zulk een betreurenswaardigen toestand verkeerden,
dat zij geschikt zijn het geloof in de hier meermalen
genoemde sproke fel te schokken. Wij Bevelanders
zitten hier met twee van zulke erfstukken, die ons
al veel zorg gebaard hebben, de Groote Kerk te Goes
en het bedehuis te Kapelle. Over de gelukkige op
lossing der restauratie-moeilijkheden van het eerstge
noemde, schreef ik mettertijd reeds, nadat de Goessche
raad blijk had gegeven een open oog voor de plichten
van het huidige geslacht jegens de historie te hebben.