18 ONS ZEELAND Ter Bacco, zei Alberto op straat komend, 't lijkt wel lente. De zon was forscher doorgebroken en sproeide stofgoud op de fijne takken der rustige boomen. Wat een hitte Alberto opende zijn jas en klapte met de voor banen heen en weer om zich wat koelte toe te waaien. 't Wordt gauw zomer, zei de krantenverkooper, dat is een goede tijd, dan is mijn vak een pleziertje, altijd in de open lucht. Beter dan 't mijne.... ik zit altijd met elec- trisch licht te werken.... en dan die stank in de zetterij. Maar wacht maar. nog een paar maan den poot aanspelen en dan naar 't lieve vaderland terug. En Alberto zal zijn vrouw hij maakte met het hoofd een aanduidende beweging alsof hij nog achter de kist van zijn kameraad liep, niet ver geten. ik zal d'r opzoeken en ik zal d'r oudsten jongen als mijn eigen zoon aannemen. ik zal zeg gen ,,de vriend van je vader zal een tweede vader voor je zijn",.... ja dat zal ik.... En als 't je goed gaat, zei de ander, moet je mij ook over laten komen, we zullen samen wer ken. hij gaf Alberto vrierdschappeliik een arm, en al de kou zal vergeten zijn, we zullen werken tot heil van. van onze familie Ja, tot heil van onze familie, herhaalde Alberto bewogen. Zacht zingend gingen ze verder ;soms, als Alberto zijn stem wat uitzette, stotte de ander hem aan, zeg gend Niet zoo hard, we gaan naar een begrafenis. Dan gingen ze een poos zwijgend verder. Wat is die straat lang, zei eindelijk de ander. Weet je wel goed den weg Ja, zei Alberto.... daar is al de muur met klimop, daarachter is het kerkhof. Laten we wat vlugger loopen, anders halen we den kameraad niet meer in, Maar we draven al, zei de ander. Als je dat draven noemt.... Ik noem het draven.... en waarvoor in die hitte 1Is het soms mijn kameraad ik heb den man zelfs nooit gezien. als ik doodga zal er dan iemand voor mij z'n beenen uit z'n lijf loopen Nou, nou.... 't is toch een landgenoot, zei Alberto sussend. Daar zijn we al bij den ingang. kijk, daar rijdt juist de wagen.... gauw wat.... straks kunnen we uitblazen. Ze hadden den wagen ingehaald en ze zagen dat ze nu niet meer de eenige volgers waren. Menschen van 't consulaat, lichtte de couranten- verkooper in,.... vooruit je jas toe.... zet je pet af.- En ze hebben 'm nog bloemen gebracht. zie je wel dat je niet als een hond vergeten wordt. ik zal 't z'n vrouw schrijven.... Alberto snoot z'n neus. Maak niet zoo'n lawaai.... in die goeie stan den maken ze nooit zoo'n drukte. kijk maar, nie mand huilt er. Ken je iemand van die menschen Jadie heer met den hoogen hoed.... 't is geloof ik de directeur van de zetterij. en eerst wou hij me niet eens een uur verlating geven. en nou is hij er zelf. ik zal hem zeggen dat 't me goed deed. Ze waren nu bij de open groeve gekomen. De kist met nikkel beslagen daalde langzaam aan de touwen omlaag. En de kist is toch beter dan ik eerst dacht. 't doet me plezier.waarachtig, t maakt me aan t grienen. De oplossing van het prijsraadsel isLINNENWINKEL. Door loting vielen de prijzen ten deel aan Wilhelmus Besuijen, Sint Laurens. Hendrik Persant Snoep, Kapelle bij Goes. Danie Dekker, Elim, gemeente Hoogeveen. Karei Weijnman, Middelburg. Marie Seymour, Middelburg. Waar is de jager Stil dan tochze gaan spreken 'k Geloof toch niet, dat 't de directeur is,die is kaal.en deze heeft. Hou je mond.draai niet zoo met je pet. De heer kuchte, dan begon hij ,,Bij de groeve van onzen medewerker roepen we hem een laatst vaarwel toe. Wat de hötelindustrie in hem verliest. Ja, we hebben menig menutje gedrukt, zuchtte Alberto. Hou je mond.... kunnen alleen zij beseffen, die met hem saam gewerkt hebben. Maar voor ons is onze vriend niet dood, maar leeft, hij leeft voort in onze herinnering, er: zal daar blijven voortleven. Zijn vriendelijkheid voor zijn ondergeschikten, de ijver voor zijn werk, zijn groote vakkennis, dit alles zijn eigenschappen aan ons allen bekend en door ons gewaardeerd. Hij is van ons heengegaan in den bloei van zijn leven, hij die reeds zooveel gegeven hebbend, nog zooveel ver wachten deed. Opnieuw kuchte de heer, streek zich dan met den zakdoek over het gezicht. En zich ietwat over het graf buiger.d, zei h'.j Trouwe medewerker, vriend en raadsman, tee- dere echtgenoot en lievende vader, vaarwel Men drukte den spreker de hand. Wc kunnen wel gaan, zei de krantenverkooper. 't Is alleen maar beroerd, zei Alberto, dat ze al dat moois van hem zeggen nu hij dood is. Maar 'k zal 't allemaal aan z'n vrouw schrijven. En omdat hi) het koud had, zette hij z'n kraag op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18