ONS ZEELAND UIT EEN JEUGD Herinneringen aan Zeeland 4 hout ze vormen één bosch men heeft van daar af een heel mooi panorama de grachten, die in den loop der jaren wat dichtgegroeid zijn en verderop de wei den en het bouwland. De wallen zijn de grootste aan trekkelijkheid van dit stadje en het zou dan ook jam mer zijn wanneer ze werkelijk moesten verdwijnen, zooals in het voornemen van het stadsbestuur ligt. Maar de pas operichte Ouheidkundige kring „De vier Ambachten zal, naar een bestuurslid mij meedeelde geen krachten sparen om dit onheil te voorkomen. Dergelijke historische monumenten moeten dan ook ongeschonden blijven. Het gaat niet aan een werk loosheidsvraagstuk op te lossen door het meest waar devolle bezit (van aesthetisch standpunt bezien) aan een gemeente te ontnemen. Wanneer men daarvoor in deze richting een oplossing zoekt, doet men beter de grachten te laten uitdiepen dat zal het middel-' eeuwsch aspect van deze stad vervolmaken. Hulst is al even „stemming makend" als Veere. Niet zoo vervallen, door den tijd gehavend, zijn de meeste oude gebouwen vrijwel intact gebleven of tijdig ge restaureerd. Ook de verzorging van het kerkgebouw valt op. Met eenige geldelijke offers schijnt dan toch de vernielende invloed van den zeewind op het zand steen wel ongedaan te maken te zijn. Maar Hulst is dan in dit opzicht ook wel actief uit de oprichting van den Oudheidkundigen Kring bleek wel dat er in Z. Vlaanderen veel belangstelling bestaat voor de historie van ons gewest. Het eenige, wat de illusie verstoort, is de in moder nen stijl gebouwden toren voor het gaaischieten hij heeft iets van een minnaret en is een wanklank in deze omgeving. Een goed voorbeeld, hoe men door het levend houden van een oude traditie (het gaai schieten) een nog geheel levende oudheid kan ver storen. Maar dit is dan ook het eenige vlekje in het Hul- stersche aspect. Het rustige marktplein met zijn oude geveltjes de nauwe straten met hun vaak monumen tale huizen de in woonhuizen gemetamorphoseerde kloosters en last not least de stadspoorten, dit alles maakt de illusie volkomen. Dit over het stadje en het Zeeuwsch-Vlaamsche land. In het vervolg van dit artikel hoop ik een en an der te vertellen over de mentaliteit der bevolking van O. Z.-Vlaanderen. door JAN R. TH. CAMEERT. V. Ik zou niet graag een oordeel willen uitspreken over de dorpsschool, dat groote, diepe gebouw met dien hoo- gen trapgevel, waarop een steenen leeuw triomfantelijk troonde, en dat vlak tegenover huis lag. Want aan deze school bewaar ik teedere herinneringen. Ik zal niet licht de lieve, oude juffrouw vergeten die mij in de eerste klasse de eerste, moeilijke beginselen der kennis bijbracht degelijk en op tactvolle wijze. En.ik mag het nu vertellen. van wie ik toen ik overging naar de 2de klasse, een portret kreeg. Goeie, lieve juffrouw Muller, je bent er niet meer, maar elk uur van den dag kan ik mij je gezicht nog voor oogen halen en hoor ik den vriendelijken klank van je stem. In de 2de klasse. Er staat me alleen nog van bij dat onze onderwijzer een man was, behept met een ziekelijke voorkeur voor Grieksche mythen. En het verhaal van Koning Aegius die zich in zee stortte, toen hij het schip met het zwarte zeil zag aankomen, dat voor hem het teeken was van den dood van zijn zoon, heeft mij heel wat nachten slaap gekost. Ik zie het boek nog zóó voor me in groenen band met gouden letters bedrukt. Doodsangsten stond ik uit als het op het vertel-uur Vrijdagmiddags voor den dag kwam. Talrijke voorvallen komen weer in mijn gedachten, ook komische Daar had je b.v. de gewoonte bij den overgang, die den laatsten dag van April plaats vond, onder de jon gens om zich met een touw aan de bank vast te binden wanneer zij er op rekenden dat zij zouden blijven zit ten. De namen van de gelukkigen werden voorgelezen. Je moest dan recht-op in de bank gaan staan en toen dien keer dat Jaap van Lou niet op kon komen, geboeid zat hij aan de bank tot een vriendschappelijk-aangebo- den mes uitkomst bracht Het scheen echter dat ondanks de m.i. voldoende kennis die ik daar opdeed, deze toch niet toereikend zou zijn voor de stadsschool die ik later moest bezoe ken; voor een jaar verdween ik van het Westkappelsch tooneel om ergens in Gelderland de vereischte geleerd heid op te doen. Maar de donkere bosschen, de uitgestrekte heiden en het heuvelachtig landschap waren mijn Walcheren niet. Ik miste het onbelemmerde uitzicht op den open hemel, de zee en de bloeiende vruchtbaarheid van mijn eiland. De dag dat ik slaagde voor het toelatings-examen H. B. S. staat in mijn hart gegrift als een der beste ooit door mij beleefd. Ik ging terug naar Walcheren, terug naar Westkappel met zijn dijk en met zijn zee. De rest interesseerde mij niet. Dat was in 1914. De wereldoorlog was ontbrand. Het land verkeerde in een ongewone beroering. Treinen werden geconfiskeerd. De reis naar Zeeland vorderde langzaam, tergend-langzaam. BrabantWoens- dreeht. het Kreekrak over, en daar, daar had je waarachtig het lage huisje met z'n rood dak waarop Zeeland stond, als een hartelijk en ontroerend welkom. Van dat oogenblik af vlaagde er een wonderlijke on rust door me. Geen minuut kon ik blijven zitten, ik hing uit het raam, aan den eenen kant, aan den anderen kant. Recht door het Zuid-Bevelandsche landschap snelde de trein. Goes. 's Heer-Arendskerkehet Sloe overen Middelburg kwam in het zicht. Mid delburg met z'n aandoenlijk-leelijk, grauw verveloos station.... de Meelfabriek.... nog een paar minu ten. ik was er.daar had je de kruier, die niet ouder werd en die er ook dit jaar nog was en over de Stationsbrugdaar stond de tram, mijn tram. Voor- zichtig-stoomend door Walcheren.even langs het Kanaal en het zenuwachtige belletje klingelde, klin gelde tot je hooren en zien verging. Koudekerke, wachten of nóóit de tram uit Vlissingen kwam en overal bekende gezichten de conducteur, dorpsgenooten „Elaêle, bê je wi veromme Biggekerke, met onder aan de duinen Valkenisse, waar de zandige heuvels hooger reiken dan ergens anders op mijn eiland. „De sneeuwbergen van Valkenisse", noemde Ritter hen, Zoutelande met zijn klimop-begroeid stationnetje en de lange weg die dwars door de weiden naar het eigen lijke dorp slingert. „Buiskerke" met z'n terp waar- °P geregeld een ansicht eeuwig en altijd koeien grazen en dan.Westkappel met z'n hoogen toren, z'n drie molens. De eerste dagen dienden om al de oude plekjes, die ik in een jaar niet gezien had, weer op te zoeken, de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 4