KLOVEN KLDOSTERBALSEM Help je mee, Victorientj e Wacht U voor verkoudheids- bacillen ■SI AKKER'S 25 koope.n, en zelf de winRt opstrijken. Ik wil w él verdienen, maar geen geld dat. stinkt. Rooding liet zich met een taxi den Oosterpolder in brengen, twee dagen later; want liij had weinig tijd: hij moest bij 't werk zijn. Maar hij kwam onver richter zake terug, met zijn last nog op zijn hart. Van Stiel was er niet. Zijn huis stond leeg op den nog weeken grond, en waar hij zat, wist niemand. VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK Het telegram uit Indië was er: „Schrijf bijzonderheden opleiding erva ring"; dus besteedde Han een avond aan een uitvoerigen brief, waarbij hij proeven van zijn jongste werk insloot. Meteen posten zoo. Voorloopig afge handeld. Er was iets anders, dat hem sterker in beslag nam dan die sollicitatie, en zelfs de dofheid van zijn gevoelens voor het moment verhulde: Lantema's onge luk met het autoportier. Hoe kon zoo'n deur opeens met zoo'n geweld dichtklappen, als niemand er aan zat-, en als het niet waaidet Want het Md dien avond niet gewaaid; dat, wist. Han heel zeker. Hij had in zijn open wagentje gezeten op den hoogen dijk, die door was geslagennaar de ongeluks plek gekekenen als je érgens den wind moest voelen, dan was het daar. Eén van tweeën: Lantema had een aller- onhandigsten greep gedaan zooals je van iemand, die jaren auto rijdt., niet kunt verwachten óf een ander had het portier een zet gegeven! Iemand die een grief tegen Lantema had. Die hem kwaad wou. Wist. hij zoo iemand Zijn vader. gekheid. Die schetterde zijn hart even uit, maar deed geen spin kwaad. Die jonge boer aan de pandoertafelDe neef van Van Stiel! „Als hij maar zorgt., dat. hij bij mij uit de buurt, blijft. „Je doet wat. „Ik doe zéker wat. 't Zou kunnen, maar wéten deed Han niets. Kon zoo'n knaap dan maar onge straft. zulke kunsten uithalen? Als hij 't gedaan hadLantema kon iets ge merkt hebben. Maar die had niets ge zegd. En de politie scheen geen kwaad t.e vermoeden. Niets van gebleken ten minste. Als die kwestie er niet hing, tusschen zijn vader en Lantema, ging hij 't uit- vissehen. Eerst bij Lantema informee- ren, en dan, als die iets vermoedde, dien jongen boer de duimschroeven aanleggen. Maar nu stond er een stalen wand tusschen Lantema en hem de afkeerigheid om zijn ongelukkige liefde voor Adri, gehard door de vijandschap der vaders. Over die onzekerheden héén kwam, den volgenden ochtend, een telefoontje van zijn vader. „Kun je niet eens komen praten vanavond? Ik heb nieuws," zei Rooding. „Goed of slecht nieuws?" „Goed! Uitstekend! Er is iets in orde gekomen, en er is iemand bijgedraaid, en dan heb ik nog ietsKom maar thuis, dan hoor je 't." „Vanavond kan ik niet," antwoordde Han, „maar mijn dag heb ik vrij Zal ik komen koffiedrinken?" „Ja, da's best," antwoordde zijn vader. „Maar dan vroeg, anders heb ik weer geen tijd." s Aan de koffietafel reeds hoorde Han, uit den mond van Nettie, dat meneer Lantema vrede had gesloten met vader, en dat de bank de relatie had hersteld, en dat vader misschien meer hooi op zijn vork ging nementwee rijtjes huizen tegelijk bouwen. En Rooding knikte bij iedere mededeeling. Zeggen deed hij niet veel. Hij was merkwaardig stil voor zijn doen, vond Han. Later eerst, op Rooding's werkkamer, kwamen de woorden het hooge woord. Rooding vertelde, op welke voor waarden Lantema hem het veelbespro ken stuk grond wilde overdoen en hij vertelde óók, waaróm hij dien grond had willen hebben. Een ambtenaar had iets uitgelatenRooding wist, dat het terrein aan de Oude Vaart binnen de stadsuitbreiding zou vallen, en al vlug verkaveld zou moeten worden. Hij had het Lantema verteld, in een vertrouwe lijke bui, maar het voor Van Stiel ver zwegen. En nu kon je zeggen: dat is handel, maar zóó handelen deed je niet onder vrienden. Zelfs al vond je, dat 't anders wel door den beugel kon. „Dus?" zei Han. „Dus moet Van Stiel de waarheid weten, en zijn land terugnemen, als hij wil." „Dan zégt u hem de waarheidEn daarna gooit u 't op een accoordje." „Ik ben naar zijn huis geweest, maai bij was er niet, en de buren wisten niet, waar hij zat." „Maar zoo iemand moet toch te vin den zijn!" meende Han. „Hij is de wereld toch niet uit! De burgerlijke stand „Hij heeft nog geen vorhuisbiljet aan gevraagd," wist. Rooding. „En natuur lijk is hij te vinden maar ik heb geen tijd, om op zoek te gaan. Ik kan niet weg van 't werk. Zou jij dat karweitje voor me willen opknappen?" Han hoefde maar heel even na te denken. „Ik kan wel eéns bij dien neef van Van Stiel gaan informeeren," zei hij. „Bent u daar niet geweest?" „Jawel, maar 't is een stugge knaap. Hij wist niets, beweerde hij. Ik kon er haast geen woord uit krijgen." „Dan za.l ik 't. wel eens probeeren," beloofde Han. „Misschien vind ik 'n ge schikt spraak watert je voor hem. Gaat u maar aan uw werk. U hoort wel van me." Han begon met een bezoek aan Lan- tèma in 't ziekenhuis. Hij bedankte den bankier voor de vredespalmen, en trachtte gelijk ook Lantema zelf te zwijgen over Adri. Maar wel sprak hij over zijn ontmoetingen in het café aan den Vaartdijk, den eersten avond van de overstrooming. „Die neef van uw vriend dacht niet be paald vriendelijk over u," zei hij. „Hij dreigde zelfs, dat hij u wel krijgen zou. Ik heb al gedacht.... zou hij dat autoportier niet tegen u aan gekwakt hebben?" Lantema wou in 't eerst op dat idee niet ingaan, maar Han hield aan, vroeg bijzonderheden, en kreeg Lante ma's tong los. „Je hebt 't niet kwaad bekeken," zei hij. „'t Waaide inderdaad niet en ik heb 't portier zelf niet aangeraakt. Mijn vrouw natuurlijk ook niet die zat doodstil te wachten. Terwijl ik uit stapte, hoorde ik iets achter den wagen, en vóór ik kon kijken, kreeg ik dien klap. Ik heb er hier over liggen piekeren, de laatste dagen, en ik dacht óók al: 't is misschien wraak. van dien neef; want die had me 's middags gezegd, dat Van Stiel 's avonds om acht uur thuis zou zijn. Dus hij heeft me in een val gelokt. Maar en nu moet je goed luisteren ik wil er geen werk van maken. En je doet me een groot pleizier. als je over die heele kwestie je mond houdt. Als ik beter ben, zet ik onder 't heele zaakje een dikke streep." „Maar zoo'n knaap moet zijn straf toch hebben!" „Die krijgt hij van 't leven wel. Ik vind, dat we quitte zijn. Hij had een grief tegen me, en hij heeft zijn bloed gekoeld laat 't nu maar zoo. Niemand weet beter, of 't was een ongeluk, en zoo moet het maar blijven." Wordi vervolgd Laat ze U niet de baas wordenEen opko mende verkoudheid is zoo gemakkelijk met Aspirin te onder drukken. Insprongen handen zijn pijnlijk, lasl ig en leelijk om te zienMaar daaraan sukkelen is nu niet meer noodig! Ge behoeft ze niet te krijgen en Ge kunt er dadelijk af zijn, mits Ge Uw handen met den verzachtenden Kloosterbalsem verzorgt. Kloosterbalscm is een bijzondere balsem, die heerlijk verzacht en die Uw huid prachtig glad en gaaf maakt, dank zij de aromatische en huidgenezende bestand- deden die Uw huid als 't ware verjongen. Kloosterbal sein dringt diep in de weef sels en maakt deze weer gezond en soepel. Akker's Kloosterbalsem bijt niet, zooals andere middelen, en is ook niet te ver gelijken met geparfumeerde crèmes, die wel aangenaam ruiken, maar niet genezen. Onovertroffen als huidgenezend middel bij brandwonden, schaafwonden, schrale huid, open huid, kloven en wintervoeten. 8uisje a 20 tabletten 55 ct. Zakje a 2 tabletten 7 ct. Ik heb het haast niet durven vragen, vooral omdat je pas mijn vriend Sint Nicolaas geholpen hebt en toch al zoo zuinig met je grondstoffen moet omspringen Daarom waardeer ik het zoo, dat ik - al is het in beperkte mate - ook bij mijn Kerstgaven op je hulp mag rekenen. Maar wat ik het mééste waardeer is, dat al maakt Victoria noodge dwongen minder dan voorheen, zij haar kwaliteit NIET ver mindert! Daarom breng ik met dubbel genoegen je wenschen over, Victorientje,,Voor allen een prettig Kerstfeest en als het kan opgeluisterd met Victoria-lekkernijen BISCUITS-CHOCOLA

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 25