IN DEN POOLNACHT Tijd ens de overwintering op Nova-Zembla GROENLAND SPITSBERGEN USLAND Den 5. Mey des jaers 1596. isset volck van beyde dees schepen ge/monstert, ende den 10. zijnse van Amsterdam gheseijlt." Driemaal hebben onze landge- nooten op het eind der zes tiende eeuw, toen de handel in specerijen ten gevolge van den oorlog met Spanje was lamgelegd en ,,de vrachtvaarders van Europa" daardoor ernstig gedupeerd wer den, met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen getracht een eigen, korteren vaarweg naar Indië te vinden, en daarmee den Span jaarden en Portugeezen, die reeds honderd jaar het monopolie hadden van den aanvoer in Europa van tropische producten via Kaap de Goede Hoop, de loef af te ste ken. De zuidelijke route was zeer gevaarlijk, omdat men voor water- verversching en aanvulling van den mondvoorraad afhankelijk was van de bestaande nederzet ting der Portugeezen die natuur lijk hun concurrenten en tevens vijanden zooveel mogelijk afbreuk zouden doen tenzij men door rooftochten in zijn behoeften wilde voorzien. Het lag dus voor de hand dat de Hollanders, die de Witte Zee en Noord-Rusland goed kenden, ook eens wilden probeeren China en Indië langs de route om de noord te bereiken, vooral omdat de Amsterdamsche predikant en geograaf Plancius hardnekkig zijn standpunt verdedigde, dat de Pool- zee geruimen tijd van het jaar ijsvrij moest zijn. Op den eersten tocht, in 1594, had men in de Ka- rische Zee open water aangetroffen, doch daar zware ijsgang in de Nassaustraat een verder doordrin gen onmogelijk maakte, moest men terugkeeren. Hoopvol gestemd liet de rijke Zeeuwsche koopman Bal thazar de Moucheron het volgend jaar een nieuwe vloot uitrusten, maar ook deze tweede expeditie, die bovendien pas laat in het seizoen werd begonnen (eerst op 18 Augustus bereikten de schepen de Straat Nassau, thans Joegor-straat), werd een mislukking. Door dezen tegenvaller, zoo lezen wij in het vorig jaar verschenen standaardwerk „Geschiedenis van Nederland ter zee" door J. C. Mollema, waaraan wij een en ander voor dit artikel ontleenden, bekoelde KERSTMIS GEÏLLUSTREERD MET TEEKENINGEN VAN H. ROTGANS Caerte van de seylagie van Amsterdam tottet Eylandt van Nova Sem.bla, soo wy dese reyse gheseijlt hebben onder Iaeob fleemskerck als Schipper ende Willem Barentszoon als opperste Stuerman, met anwijsinge van de weedervaert. lancx de Noortcust van Nova Zembla ende de overvaert omtrent de Weygats na Rusland! ende de mant van de Witte Zee. de liefhebberij voor zulke tochten, zoodat, de Staten van Holland een derde poging afstemden en vol stonden met een premie van 25.000 uit te loven voor den gelukkigen vinder der doorvaart. Amsterdam echter, aangespoord door Plancius, besloot alleen een derde poging te doen en koos daarvoor twee met zorg uitgeruste schepen uit. Deze zorg strekte zich ook uit tot de keuze der be manning, waaronder zoo min mogelijk gehuwden mochten zijn „om te minder deur den treek tot wijf ende kinderen in 't werek te vertsagen", zooals de kroniekschrijver Gerrit de Veer, die den tocht meemaakte, ons ver telt. De twee schepen, waarvan de namen onbekend zijn (het eene was ongeveer hónderd en het an dere zestig ton groot), gingen den 18en Mei 1596 uit het Vlie onder zeil met Willem Barentsz als weten schappelijk leider en Jacob van Heemskerck als schipper op diens bodem en Jan Cornelisz. Rijp als schipper van het tweede vaartuig. Willem Barentsz was een leerling van Plancius en zelf een uitstekend geograaf, opnemer en zeeman, die helaas te kort heeft geleefd om tot volle ontplooiing te komen. Jacob van Heemskerck de latere vecht- admiraal was een zeer bijzonder man, die de eer hooger stelde dan het gewin en menigmaal dienst nam voor den roem alleen, daarbij elke geldelijke belooning afwijzend. Hij durfde de kooplieden op hun plaats te zetten, toen zij te veel voor slechte kansen gedekt wilden zijn, met zijn opmerking: „Waer wij ons leven avontueren, daer moeten de lieeren ook hun schepen en car- gasoenen avontueren." Op 17 Juni werd Spitsbergen ontdekt, een land, waar „lover ende gras wast, ende gras eetende dieren op zijn". De poolvaarders brachten van dit eiland het bio logische nieuws thuis, dat de op Wieringen zoo bekende rotganzen op Spitsbergen broedden, en roei den daarmede het bijgeloof uit, dat deze vogels aan hoornen op de Schotsche kust groeiden en, gerijpt, kant en klaar in het water vielen. Verder doordringen naar het noorden zoowel als naar het oosten was wegens het ijs onmogelijk en zoodoende keerde men weer naar het zuidelijker gelegen Bereneiland terug. „Den eersten Julij creghen wy wederom het Beyren Eylandt int ghesiclite. Doen quam Ian Cornelisz. met,zijn Officiers ons aen boordt, eneïê

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 2