niet meer aan. Dit is ook weer niet zo ver wonderlijk, gezien het feit dat hij inmiddels de leeftijd van 63 jaar had bereikt. Een aantal jaren daarvoor (in 1875) was zijn vrouw reeds overleden. De brouwerij werd in 1882 verkocht. In 1886 verhuisde Van Duuren Dutilh naar Leiden, waar hij in 1889 overleed. Evenals zijn vader en grootvader bekleed de Van Duuren Dutilh vele andere functies. Zo is hij secretaris van de Kamer van Koophandel, bestuurslid van de sociëteit 'Gezelligheid', secretaris van sociëteit 'de Unie' en secretaris van de Vrijmetselaars geweest. In 1862 kreeg hij als commandant van de Vlissingsche Erewacht (schutterij) een koninklijke onderscheiding in de Orde van de Eikenkroon. Daarnaast dreef hij als eerder gezegd een steenkolenhandel (later met twee partners) en had hij een handel in wijnen; ook was hij agent voor de Alge mene Verzekeringsmaatschappij Tiel en hoofdagent voor een handel in guano. Wat De Meiboom betreft hield hij zich vooral be zig met de bedrijfseconomische aspecten van de brouwerij; voor het brouwen zelf huurde hij een kundige brouwmeester in. Uit een correspondentie tussen een nazaat van Van Duuren Dutilh en het Gemeente archief Vlissingen28 bleek dat hij bovenal een groot liefhebber van paarden en van koeien was. Deze laatste liepen gewoon rond op het terrein van de brouwerij. In een advertentie van de Middelburgsche Courant (10 mei 1864) werd nog gezocht naar een echtpaar of boerendochter om 12 koeien te melken en deze melk te verkopen op de markt tegen een vast loon. Volgens de bo vengenoemde correspondentie zijn de koei en echter op een gegeven moment tijdens een overstroming verdronken. In een ad vertentie in de Vlissingsche Courant 30 ja nuari 1881 wordt de koestal (voor 14 tot 16 koeien) te huur aangeboden. De koestal bevond zich in de Flesschenstraat, wijk L 61 Aan het eind van de periode onder van Duuren Dutilh was er nog een gebeurtenis, die voor nogal wat leven in de brouwerij zorgde - of bij nader inzien het ontbreken daarvan. Op 8 september werd het lijk van de 35-jarige H. Meier uit de brouwput op gevist. Meijer was een ontslagen Belgische zeeloods en winkelier en tapper in de Palingstraat. Sinds 15 februari van dat jaar was hij als vermist opgegeven. Aangezien hij het laatst bij de Oesterput was gesigna leerd, werd aangenomen dat hij daar of aan het Rijzenhoofd was verdronken, alhoewel sommigen vermoedden dat hij in een der regenbakken of bierketels van De Meiboom terecht was gekomen. Waar dit vermoeden op werd gebaseerd is ons niet duidelijk ge worden. Maar de geruchten die hieromtrent maandenlang ciculeerden waren voor de schoonvader van Meier, de heer P. Loes- berg, wel aanleiding om in mei een nader onderzoek te laten verrichten in de brou werij. Via een bericht in de Vlissingsche Courant van 2 juni laat Loesberg weten dat "daarbij is gebleken dat hoegenaamd geen sporen uan den uermisten in een der regen bakken of bierketels zijn gevonden, en is hem daarenboven door den Bierbrouwer een Scheikundig attest van de volkomen zuiverheid van de Brouwwater getoond, af gegeven door het bureau van Scheikundig onderzoek te Middelburg. Naar aanleiding hiervan doe ik met alle oprechtheid gaarne hulde aan de volle waarheid om een ieder hiervan in kennis te stellen opdat den Heer van Duuren Dutilh voor verdere Gevelsteen van De Meiboom, 1975. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen) 8 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 10