lijk aantal gildebroeders. Voor het aantal personen bij de schuttersgilden is geen zinnig aantal te noemen, maar het waren er zeker vele. Ook waren er nog vrij veel bier dragers en vissers. Het nieuwe Vlissingen Het maatschappelijk en sociaal leven in het nieuwe Vlissingen concentreerde zich waar schijnlijk lange tijd aan de zuidwest kant van de Schardijn- of Achterhaven en de Koopmanshaven. Daar vinden we het Stedehuis (2) waar nu het politiebureau is, met daarachter de gevangenis (3) en het eerste Bierdragershuis dat tot ongeveer 1560 dienst heeft gedaan, waarna men ver huisde naar een gebouwtje (16) bij de Oudebrug die later de naam IJzeren Brug kreeg vanwege het ijzeren hekwerk aan beide zijden. Op de hoek van de Lange Noordstraat, wat nu de Molenstraat is, was tot omstreeks 1500 het oude beursgebouw, dichtbij de markt. Richting Breewaterstraat kwam men in de Hoogstrate, de Korenmarkt en de Markt. Daar kwamen de poorters, op de vrijdagse marktdag hun inkopen doen bij de boeren en landlieden. Deze waren 's morgens via oud-Vlissingen, over een pad langs de zee dijk, al dan niet met paard en wagen, door de Westpoort (6) Vlissingen binnengere den. Voor de graanboeren was het gedeelte Coornmarkt bestemd, met op korte afstand de Beurse waar zij hun zaken verder kon den afwikkelen. In de periode tot ongeveer 1550 heeft men de omgeving bij de Westpoort danig op de schop genomen (zie 1489 en 1572). Hierbij werd een gedeelte van het oude Molen water gedempt. De toegang was nu via de Middeiburgsche Poort (21). Naast deze poort stond de oude Watermolen (4), die als ge tijdemolen werkte. Bij opkomend water werd het Molenwater via de Voor- en Achter haven gevuld. De ebstroom deed de molen in tegengestelde richting werken, waardoor hij tegelijkertijd de Achterhaven, waaraan de Vischmarkt (19) lag, schoon spoelde. Iets oostelijker, waar nu het Scheldeplein is, werd een bolwerk gemaakt van waaruit men uitzicht en een schootsveld had op zo wel de Middeiburgsche- als de Blauwpoort (7), ook wel Oostpoort genoemd, bij de Kleine Markt. De derde toegang tot Nieuw- Vlissingen was de Altenapoort (10) die op de zeewering uitkwam. Deze verloor zijn functie als poort toen de Dokke werd aan gelegd. Op de plaats van de Altenapoort, die in 1586 werd afgebroken, maakte men in hetzelfde jaar een mastkraan voor het la den en lossen van de schepen. Dat was ook de plaats waar de Sackedragers van Sint Jans hun onderkomen hadden en waar zij moesten dobbelen om werk te krijgen. Waren er in het begin van de 16e eeuw zo'n vijftien ambachtsgilden, halverwege de 17e eeuw was dit aantal meer dan verdubbeld. Vooral na de omwenteling in 1572 brak voor Vlissingen in het algemeen, maar voor de gilden in het bijzonder, een nieuwe en een zeer actieve periode aan. Als beloning voor het moedige gedrag van de Vlissingse bevolking kreeg zij van de Prins van Oranje een groot aantal privilegiën. Hierdoor kre gen bepaalde gilden niet alleen meer vrij heid door het wegvallen van de vele han delsbelemmeringen. Als gevolg daarvan ontstond er ook een duidelijke toename aan werkgelegenheid. Nieuwe havens 'Teneinde de Stad beter geaccomodeert werd tot de handel en negotie soo van Coopmanschap als van Visscherie' werden er nieuwe havens aangelegd, waarbij tege lijkertijd sprake was van een flinke stads uitbreiding. De bouw van die havens was door 'die van Middelburg' lange tijd tegen gewerkt. Men kon nu zoveel kranen plaatsen als men wilde want ook de stapelrechten van verschillende goederen, die voorheen bij Middelburg hoorden, werden door Prins Willem vervallen verklaard en aan Vlissin gen toegewezen. Het gevolg daarvan was dat de wijnhandelaren en de kuipers voor de wijnvaten en de vervoerders niet over werk te klagen hadden. Een andere niet on- Januari 2002 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 21