12 SPUIJE 115
Op zo'n een dag rust, dwalen de gedachten af
naar Zeeland. Hoe zou het daar nu zijn? Het
moest nu volkomen door de Duitsers bezet zijn,
dat wisten we wel, uit alle aangehoorde verha
len. Maar wat zouden ze daar in Hansweert en
omstreken van onze geheimzinnige verdwijning
denken. Zouden ze begrijpen dat we niet verder
konden gaan, zonder dan buiten de gevechts
zone te blijven en daar de vrede afwachten. Het
was een beroerd gevoel geen mogelijkheid te
hebben een seintje te geven, dat we allen wel
waren, en uitkeken om zo vlug mogelijk terug
te keren.
Donderdag 23 mei
Eerst gingen Griep en ik nog om brood, dat we
na enige tijd in de queue te hebben gestaan,
kregen. We planden onze terugtocht, we
zouden over Montreuil-Sint Omer-Poperinghe
naar België trekken. Onze Belgische politie
agenten waren al weg. Hoewel het 's morgens
nog goed weer was begon het later te mot
regenen en later harder te druppelen. Om ca.
11 uur passeerden we onze Belgische vrienden.
Even later stortregende het. We schuilden in
een winkeltje waar we nog een beetje eetbaar
spul konden kopen. Franse francs hadden we
bijna niet, maar een Hollandse gulden deed
20 francs en was bovendien van echt zilver,
zo beweerden wij. Toen het weer een beetje
opknapte togen we verder. Aan de kanten
van de weg lag alle mogelijk en onmogelijke
rommel. Uitrustingen, boerenwagens, auto's,
het was een totale bende.
Soms moesten we stoppen voor de Duitse
colonnes. We vroegen aan een Duitse officier of
het mogelijk was naar St. Omer te gaan, maar
hij raadde ons aan om 2-3 dagen rustig aan te
doen en hier te wachten. Er was hier nog wel
wat te eten te krijgen. Een deel van de Franse
en Engelse troepen was ingesloten aan de kust
bij Duinkerken en bij de Belgische kust, die
zouden zich noodgedwongen na enkele dagen
toch moeten overgeven. Hierop wijzigden we
onze koers een beetje naar richting Hesdin.
We konden, volgens zeggen, niet verder dan
St. Omer.
In Hesdin probeerden we weer brood te krijgen,
wat echter niet lukte. Om Hesdin uit te komen
moesten we voor een opgeblazen brugje een
omweg maken. Er volgde een reuze klim in het
heuvelige landschap. Het werd hoe langer hoe
Vrijdag 24 mei
Griep ging op stap naar Hesdin om een nieuwe
fietsband en solutie te kopen. Daarna zouden
we gaan queuën om brood te kunnen kopen.
Na bij een bakker vergeefs te hebben gestaan
wisten we later toch een broodje te kopen.
Johannes slaagde best met zijn band voor 3
gulden van echt zilver.
's Middags aten we weer aardappelschijven,
gekookt door de boerin. We zaten midden in
een boomgaard met ons maal en het was weer
prachtig weer. Ons maal bestond uit gekookte
aardappelen, melk en eieren.
's Nachts lagen we in dik stro, maar werden
nogal eens wakker van het gescharrel van de
ratten. Deze 'huisdieren' deden ons niets, maar
ze ritselden maar door het stro op een tijd dat
wij wilden slapen.
Er was hier geen vluchteling meer te bekennen.
eenzamer op de weg. Vrijwel geen mens was er
op de weg. Veel verder gaan leek ongewenst.
Wanneer we een goed onderkomen vonden
dan zouden we daar maar blijven, hoewel het
nog vroeg was. In een cafeetje stopten we
weer eens omdat Maatje d'r voorband, die al
lang zwak was, het had begeven. Langs de weg
vonden we een stuk binnen- en buitenband om
de zaak te repareren.
Bij het kroegje stopte een Duitse colonne
vrachtwagens. Een officier deed erg gemoede
lijk, hij sprak vrij goed Frans en wilde ons wel
meenemen maar had geen ruimte. De Franse
soldaten die langs de weg zwierven werden
verzocht in de wagens te stappen. De kerels
waren ook opgelucht. De Duitsers boden hen
sigaretten aan. Een klein eindje verder vonden
we onderdak op een grote hofstede waar wij
de enige gasten waren. Twee vrouwen, de
patrones en een dienstbode, dreven vanwege
de oorlog de boerderij, want alle Franse
mannen tot een zekere leeftijd waren als
soldaat opgeroepen. Zij hadden in geen weken
enig bericht van de mannen, door gebrek aan
brood, kochten we liters melk van de boerin
die ze anders aan de varkens moest voeren.
Ook eieren en boter konden we daar kopen. Ze
spraken een voor ons onverstaanbaar taaltje en
waren nogal afstandelijk, maar dat was wel een
beetje te begrijpen met een stel vreemdelingen
op de boerderij die enkel door de vrouwen
werd gedreven.