SPUIJE 115 13 Afb. 7. Vluchtelingen in Noord-Frankrijk, mei 1940. (Musee de la Libération, Parijs.) Zaterdag 25 mei We gingen zonder veel omhaal, nadat we eerst de boerin hadden betaald, die ons zonder bezwaar zag vertrekken. We zouden het probe ren via Lillers, hoewel men algemeen hoorde dat St. Pol eigenlijk de route was. Een stuk afsnijden van de lange weg was echter verlei delijk. In een zwaar beschadigd dorp, Fruges, mochten we niet in de richting St. Omer. We moesten rechtsomkeer. We kochten nog 2 blikjes koekjes en dronken water uit een pomp. We stonden tevergeefs voor een bakkerszaak voor brood. De stemming was niet erg opgewekt. Hoe langer hoe meer verwoestingen zagen we, ook grote colonnes krijgsgevangen en geen kans op voldoende leeftocht, en het angstige gevoel om in een of andere gevechtszone terecht te komen. De ware vaart in onze terugtocht zat er dan ook niet in. Op een slecht stuk betonweg begaf mijn achterband het, maar we waren nu goed uitgerust met reparatiemateriaal. Dus Dus hoorden we geen nieuws van de oorlogs toestand. We verloren ons maar in gissingen, o.m. hoe de beste en de kortste weg naar Holland zou zijn. De vliegtuigen die we wel eens zagen of hoorden waren blijkbaar steeds Duits en er gebeurde niets. De omgeving was prachtig, grote boomgaarden rondom. Terwijl het land hier niets geleden had van de oorlog. Wilden we echter thuis komen dan moesten we weer op stap. geen groot oponthoud. We passeerden een bakkerij waar mensen voor de deur stonden, kennelijk zou de verkoop spoedig beginnen. Johannes en Evelien stonden onmiddellijk in de queue. Na een uur gestaan te hebben begon er echter een grote stroom van clandestiene verkoop op gang te komen. Door de ramen en achterom bemachtigden de mensen brood. Zodat wij niets meer konden bemachtigen en de strijd maar opgaven. We begonnen al vroeg naar logies uit te zien, want het aantal vluchtelingen was weer onrust barend aangegroeid. We zaten weer in de grote vluchtelingenstroom. Onze meningen waren verdeeld over of we nog een km. of wat door zouden rijden of maar direct proberen hier ergens een onderkomen te vinden. Erg geschikt was de omgeving hier niet. Al zoekende, na nog een flinke heuvel te hebben bestegen, vonden we op aan raden van een gastheer van 2 ingekwartierde Duitse soldaten, een onder komen bij Madame Delobelle Camel te Ferfay. De hofstede bleek al flink bevolkt. Stro was er weinig maar wel ongedorst koren. We kregen een beste plaats en lagen in het dikke onge dorst koren. Onze grootste zorg was nog steeds ons voedsel. Met één sneetje brood 's morgens en één 's avonds deed het onze voorraad nog bedenkelijk smelten. De boer en boerin waren voortdurend bezig om de 'logees' te helpen, terwijl ze toezicht hielden of alles wel in goede banen liep. Ook hier was goed water goud waard. Regenwater was er weinig en uit een

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2022 | | pagina 15