Van tot
Van...tot
Van... tot
0,9 +NAP
0-1,3 +NAP
1-NAP
0,8 -NAP
0,7 -NAP
0-1 -NAP
2,2 -NAP
2,3 -NAP
2-NAP
1,3 - 2,5 -NAP
Tabel 1. Bodemprofielen van Noord-Beveland.
28 SPUIJE 115
Kats-
Veersedam
Het huidige maaiveld van Noord-Beveland ver
loopt van 0,3 tot 1,4m boven NAP. Gemiddeld
ligt het huidige maaiveld op 0,9m +NAP.
Het maaiveld van voor 1530 ligt nu tussen
0,3-1,8m onder NAP. Gemiddeld komt dit neer
op 1 meter onder NAP. Na de stormvloed van
1530 is gemiddeld circa 1,2m zand en klei op
het oude land afgezet. Het hoogste maaiveld-
niveau bevind zich in de jongste polders en
de Oud-Noord-Bevelandpolder. De maximale
schorhoogte rondom Colijnsplaat zal tijdens de
bedijking in 1598 rond de 1,6 -1,8 m +NAP zijn
geweest. Nu is het maaiveld daar rond 0,8m
+NAP dus een bodemdaling van circa 0,8-1m.
In tabel 1 (en afbeelding 4) zien we dat het
oude land van voor 1530 is afgedekt met
jongere afzettingslagen, bestaande uit afwisse
lend zand- en kleilagen.
Het Hollandveen onder de oude kleilaag is
vrijwel overal aangetast door vergraving.18) De
veendikte varieert van 0 tot 1 meter dik. Niet
aangetast veen zou hier een dikte hebben
gehad van 1-1,2 meter, maar dikwijls is het
slechts 0,2 meter dik. De resterende veenlaag
verloopt globaal met de hoogteverschillen van
het laagpakket van Wormer dat zich tussen de
2 en 3 meter onder NAP bevindt.19)
Uit dit bodemonderzoek blijkt dat resten van
de veenlaag zich ook onder de voormalige
Wijtviet bevinden. Dat betekent dat deze niet
diep is uitgeschuurd en hier geen getijdegeul is
gevormd. Mogelijk zijn moerneringsputten en
afwateringsloten tijdens overstromingen hier
ingelopen en heeft men het als verloren gebied
Veen dikte
Lp van
Wormer
Huidig
maaiveld
Maaiveld
1530
Holl.veen
nivo
0,3 m
2,5 -NAP
0,5 m
2,3 -NAP
0,2-1 m
1,7-3 -NAP
0,5 m
2,8 -NAP
0,3-1,3
+NAP
1.8- 0,4
■NAP
2.8- 1,7
-NAP
0-0,9 m
2-3,2
-NAP
Colijn-
Kamperland
0,9 +NAP
0,1-1,2
+NAP
0,3-1,3
■NAP
1.6- 2,8
-NAP
0,1-0,8 m
1.7- 3
-NAP
Wissenkerke-
polder
0,8 +NAP
het werk gesteld, ondanks de grote onenig
heid onder de dijkwerkers, om delen van het
eiland droog te leggen. Door groot gebrek
aan voedsel, geld en middelen verliepen de
herstellingen zeer traag. Toen op 2 november
1532 er weer een noordwesterstorm woedde
werd al het dijkherstelwerk teniet gedaan. Deze
overstroming had nog grotere gevolgen dan die
van twee jaar terug.
Op Noord-Beveland was na de vloeden van
1530 en 1532 de toestand zodanig, dat alleen
met de uiterste inspanning het eiland kon
worden behouden. Hierover is toen een uitvoe
rig rapport uitgebracht door G. Mulert, die op
last van de landsheer een onderzoek naar de
staat van de waterkeringen moest instellen.14)
In 1533 werden er nog plannen gemaakt terug
te keren naar het eiland door binnen twee jaar
de dijken te herstellen. Dit was ijdele hoop.
Op het kaartfragment in afbeelding 2 zijn de
gaten in de dijken weergegeven. Enkele frag
menten van de dijken komen redelijk overeen
met de ingemeten dijkstalen in 1593 en 1620.15)
Bodemprofielen en hoogtekaart
Uit de boorprofielen verkregen uit het DINO-
loket, is te zien hoe de bodem van Noord-
Beveland is samengesteld, op welk niveau het
maaiveld uit 1530 nu ligt en hoeveel veen zich
nog in de bodem bevind.16)
Vrijwel overal wordt een duidelijke afschei
ding teruggevonden tussen het maaiveld van
vóór en na 1530, gekenmerkt door de afzet
ting van een zandige laag op het oudland.17)
Alleen onder het westelijk deel van de
Wissekerkepolder ontbreekt dat.