Afb. 2. Toondagkoe. 38 SPUIJE 115 van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, waarvan hij jarenlang redacteur was.3) Het is niet alleen een heel interessant boek, maar ik zie er ook mijn eigen geschiedenis in weerspiegeld. Want van een aantal hoogleraren met wie Johan van Veen overhoop lag, heb ik college gehad. Een ervan, professor Jo Thijsse, werd zelfs mijn eerste baas. De stap naar het verhaal over zijn carrière is snel gezet. Delft, de nieuwe polder, Terneuzen Na de opleiding gymnasium B aan het Goese Lyceum vertrok Ad in 1952 naar Delft waar hij weg- en waterbouw ging studeren. Na zijn afstu deren werd hij door professor Thijsse benaderd om onderzoek te verrichten voor grote infra structurele werken. Ad had Delft nu wel gezien en koos voor het Waterloopkundig Laboratorium in de Noordoostpolder. Daar, in de wildernis van de nieuwe polder, op een stuk land met keileem waar geen boer iets mee kon, werd door Delftse ingenieurs onderzoek verricht voor binnen- en buitenlandse opdrachtgevers met grote hydrody- namische modellen.4) Ik werkte er toevalligerwijs aan modellen voor de sluiting van het Veerse Gat en ook aan de getijdennabootsing in de Grevelingen. Het werk was geweldig interessant. Maar, het was er ook heel erg eenzaam! Met drie vrijgezellen zaten we in een huisje bij de Voorster Sluis, bij de vroegere houtopslag van de Zuiderzeewerken. We keken uit op een eindeloze watervlakte. Prachtig, maar mijn familie woonde ver weg, in het weekend zag ik niemand en in Emmeloord, toen nog een dorpje, was geen klap te doen. In ‘De Voorst' werd ook gewerkt aan Goedemorgen ingenieur, kopje koffie ingenieur? In 1961 werd Ad ingenieur van Rijkwaterstaat in Terneuzen. Rijkswaterstaat was toen gehuisvest in een enorm groot kantoor. In de kelder stonden de geconfisqueerde smokkelaarsauto's met kraaienpoot installatie. Vergis je niet. Zeeuws- Vlaanderen was in die tijd een enorm groot arrondissement en Rijkswaterstaat had er een machtige positie. Veel wegen, van groot tot het kleinste landweggetje, waren Rijkswegen. Zo heb ik bijvoorbeeld het bestek gemaakt voor de rondweg van Hulst. Maar ook de havens van Terneuzen, de gehele Kanaalzone met de oevers, de veerhavens Breskens en Perkpolder, vielen onder Rijkswaterstaat. In de Kanaalzone heb ik gewerkt aan de voorbereidingen voor de afval waterleiding naar de Westerschelde. Daar was je echt dé ingenieur! Dat speelde daar toen nog. Goedemorgen ingenieur, kopje koffie ingenieur? Als je het vak van civiel ingenieur wilt leren, dan moet je zo'n baan hebben. Ik heb er zoveel geleerd. Er liepen daar mensen rond zoals Van Toor, hoofdwaterbouwkundige en betrokken bij de droogmaking van Walcheren na de inundatie, een man met zoveel kennis en ervaring. Ik heb er niet alleen vakinhoudelijk veel geleerd maar ook bestuurlijk. Al die contacten met bedrijven, overleg met de Vlaamse overheid, overleg met al die verschillende waterschappen... Voor het verleggen van een bocht in de weg over 100 meter tussen Sluiskil en Sas van Gent moest ik overleggen met vijf dijkgraven van vijf verschil lende waterschappen. Ik heb er ontzettend veel gefietst en zo Zeeuws-Vlaanderen leren kennen. Het leren kennen van de wordingsgeschiedenis van een gebied, dat heeft me vanaf mijn studie beziggehouden. Het hoort bij het vak! modellen voor nieuwe sluizen en havens van Terneuzen en daar hoorde ik over een vacature bij Rijkswaterstaat in Terneuzen. Zeeland trok. Toch maar eens proberen! De provo’s van het Rijk Na vier jaar liep het werk ten einde en de komst van een nieuwe baas, een hoofdingenieur zonder werkervaring, een ramp, maakte de tijd rijp voor een nieuwe stap. Het was 1965. De Oosterscheldebrug en de Van Brienenoordbrug werden geopend, Provo werd opgericht en in Den Haag werd het kabinet Cals geïnstalleerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2022 | | pagina 40