40 SPUIJE 115 Romain Adriaansens, directeur van de Zeeuwse Provinciale Planologische Dienst. Adriaansens wilde een Bureau Natuur en Landschap openen en zocht iemand die de afdeling kon vormgeven. Ad solliciteerde en kreeg de baan. Vanaf dat moment kon hij zich richten op natuur en land schap. Hij werd hoofd van het Bureau Natuur en Landschap (1973-1991) en mocht het zelf hele maal invullen. Daar zat ik dan: in een lege kamer, achter een leeg bureau. Hoe kwam ik, met een beperkt budget, aan de mensen? De eerste taak was het kennis vergaren over de natuur en het landschap. We hadden in ieder geval een bioloog nodig. Toen kwam ik op het idee om dienstwei geraars aan te trekken. De kosten voor vervan gende dienstplicht waren aanzienlijk minder dan die van een volledige formatieplaats. Ad had wel één voorwaarde: het moesten biologen zijn. Zo kwam Anton van Haperen binnen en later Roel Mooij. Het was een geweldige greep. Zij richtten zich op de natuur en ik meer op het landschap. Bij het landschap gaat het niet alleen om de fysische eigenschappen, maar ook over cultuur bezit en het aanzicht voor de mens. Je kunt het landschap pas begrijpen als je de historie kent en zo ben ik gaan schrijven en dat is steeds meer geworden. Ad kwam naar Zeeland toen de grote beslissin gen over de industrialisatie van de Kanaalzone en het Sloegebied al waren genomen. De grote beslissingen die in mijn tijd aan de orde waren, waren de inrichting van de Deltawateren en de recreatie. Dat niet alles overal mag. En dan de ruilverkavelingen. Die waren nog in volle gang. We probeerden ook daar een beetje grip op te krijgen maar dat was heel lastig. Er is ook veel misgegaan. In de ruilverkavelingen zie je overigens wel een omslag. Tussen Goes en Wemeldinge zie je ruilverkaveling oude stijl. Een kaal landschap. Daar heb ik toen echt gevochten voor het behoud van enkele kleine mooie stukken landschap in de Kapelse Moer. De nieuwe stijl zie je in de Poel bij Heinkenszand. De reservaten bij Sinoutskerke en bij Nisse. Oorspronkelijk had dat allemaal weg gemoeten. Maar gelukkig is het heggenbied juist naar het noorden uitgebreid. Later zijn de ruilverkavelingen minder ingrijpend geworden en bleef het beperkt tot veelal admi nistratieve verschuivingen. We vragen naar zijn uitspraak in een interview met Jan van Damme in de PZC.6) "De Planoloog is de dokter van het landschap”. Het is waar! Zo'n Noordoostpolder is de oude visie: geheel gericht op verhoging van de agrarische produc tie. Een planoloog beziet het geheel en moet ervoor zorgen dat de ontwikkeling in harmonie plaatsvindt en het landschap gezond blijft. En, maakt deze dokter zich zorgen?, vragen wij. Ik overlegde veel met Belgische collega's. We zeiden toen tegen elkaar: als je wilt zien hoe het niet moet, dan moet je naar België kijken. Maar we hebben nu Belgische toestanden. Al die dozen langs de wegen! En de Belgische kust rukt op naar Breskens. Alles is doorgedecentraliseerd, van het rijk naar de provincie en van provincie naar de gemeente en iedere gemeente wil een zo groot mogelijk deel van de koek. Wat ik erg vind is het gebied tussen 's-Heer Abtskerke en Goes. Enorme schrik krijg ik van de uitbreiding van Goes aan de zuidkant. Met daarbij nog eens al die hoogspanningsmasten. Dat stuk is volkomen bedorven. In een landschap moet er wat te kijken zijn. De hoogspanningsmasten domineren het hele landschap en er is geen horizon meer. Maar je kunt bijna niet anders. We staan in de energie- transitie en het klimaat voor opgaven die we nog niet kunnen overzien. We waren al gewaarschuwd: Ad heeft een encyclopedische kennis. Moeiteloos haalt hij feiten, gebeurtenissen, jaartallen en namen aan. We bewandelen deze middag samen vele hoofd paden en zijpaden. En toch is er een constante: de liefde voor het landschap, de historie van het landschap en de bewoningsgeschiedenis. Afb. 4. Heggenlandschap Sluishoek ten zuid westen van Nisse, 1994. (Zeeuws Archief, fotoarchief Provinciale Planologische Dienst in Zeeland (PPD).)

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2022 | | pagina 42