Ruiling Op 1 juni 1917 liet het college van Burgemeester en Wethouders per brief weten, dat het in beginsel bereid was om het schilderstuk in bruikleen tegen levering van een exacte kopie. Het was voor Brouwershaven de goedkoopste oplossing. Niemand wilde kosten aan het grote schilderij besteden, de mening van die andere 'deskundige', die 17 jaar geleden het stuk als waardeloos betitel de, had nog steeds invloed. De Rijkscommissie reageerde positief op dit bericht, en begon onmid dellijk gelden in te zamelen. In januari 1918 werd er weer gecorrespondeerd. Het grootste deel van het benodigde bedrag was bijeen gesprokkeld. Een reproductie laten maken zou echter kostbaar worden, misschien zou een goede foto ook vol doen. Net als op het origineel zouden de letters in het onderschrift rood gekleurd kunnen worden.3 Deze foto zou een derde van de grootte van het schilderij krijgen en een heel duidelijk beeld geven. Op deze manier kregen ze een mooie herinnering in bezit. Maar hiermee namen ze in Brouwershaven geen genoegen, het moest wel een geschilderde reproductie zijn! Intussen had een niet met name genoemde Belg ook zijn dien sten aangeboden om het doek te restaureren, maar dat zag de Rijkscommissie helemaal niet zit ten. Nogmaals schoven ze de mogelijkheid van een foto naar voren. Toen de Raad hierop niet inging, berustten Burgemeester en Wethouders in de eis en kwamen ze met de naam van de geren ommeerde kunstschilder en restaurator H. G. Luitwieler uit Rotterdam op de proppen. Hiermee was men het ook in Brouwershaven eens. Raadsleden J. M. van den Bout en Smits merkten nog op dat ze het jammer vonden dat het origi neel hier na eeuwen zou verdwijnen, maar de Raad ging niettemin akkoord met volledige afstand van het schilderij, mits een kopie op ware grootte ervoor in de plaats zou komen. Op 3 mei 1918 schreef Hofstede de Groot aan Burgemeester en Wethouders, dat het schilderij naar de restaurator verzonden kon worden. De restauratie Het lid van de Rijkscommissie A. B. van Deinse uit Rotterdam bekommerde zich om de verzending en Luitwieler ging aan het werk. Binnen een halfjaar herstelde hij het oude kunstwerk en maakte een kopie op ware grootte. Deze laatste werd in dezelfde kist teruggestuurd, waarin indertijd de oude werd vervoerd. Begin december 1918 hing de reproductie op dezelfde plaats als zijn voorgan ger. Het viel bij iedereen in de smaak, het was hel der van kleur en zag er als nieuw uit. Juist wat men voor ogen had! Men was zeer tevreden over het verloop van de transactie. De kopie heeft in 1988 een restauratie ondergaan door kunstschilder en restaurator Leo Marchand. Deze keer kostte het 6000 gulden. Het ziet er nog steeds een beetje nieuw uit. Na de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1997, waarna het hele eiland een gemeente werd, ging het Brouwershavense stad huis in de verkoop. Het potvisschilderij kwam te hangen in de Vierschaar, de ontvangstzaal van het Stadhuismuseum te Zierikzee, en hangt daar nog. Het origineel Het oude schilderij ging na de restauratie naar in het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie te Leiden. Het origineel bevindt zich nog steeds in dit museum, dat tegenwoordig 'Naturalis' heet. In het verleden werd het langdurig tentoongesteld, maar het belandde op den duur in het depot. Het heeft nu eenmaal een moeilijk formaat en het museum bezit verder weinig schilderijen. In de zestiger jaren van de vorige eeuw werd het opnieuw gerestaureerd. In 2003 kreeg het museum een nieuwe directeur en die zou het graag vaker aan het publiek tonen. Het was de bedoeling dat het in het auditorium kwam te hangen, maar daarvan is het niet gekomen, de verblijfplaats is nog steeds het depot. Als er een tentoonstelling over walvissen zal worden georganiseerd, krijgt het zeker een ereplaats. De potvis Potvissen horen tot de orde der walvisachtigen of Cetacea Walvissen zijn - net als dolfijnen - geen vis sen, maar zoogdieren. Ze zijn warmbloedig en krij gen goed ontwikkelde jongen, die door de moeder gezoogd worden. Potvissen komen in alle diepe zeeën ter wereld voor. Hun opvallendste kenmerk is de grote kop. Bij volwassen wijfjes beslaat deze 30% van de totale oppervlakte en bij dito manne tjes zelf 40%. De kop wordt ook wel pot genoemd, en daaraan heeft het dier zijn Neder landse naam dus te danken. Potvissenvoedsel bestaat uit alle soorten inktvissen. Volwassen man netjes zijn vaak 18 meter lang en kunnen tot 57 ton wegen. Ze hebben kleine ogen en geen oren. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2006 | | pagina 22