In de buurt van de plaats waar de oren worden
verwacht, bevindt zich een borstvin. Als een dier is
gestorven gaan als gevolg van zwelling deze vin
nen wijd uit staan, zodat het net flaporen lijken.
Op het Brouwershavense schilderij is dit niet het
geval, maar op andere gravures wel. Zijn
geslachtsorgaan is gewoonlijk ingetrokken in een
soort schede, maar de spieren die dit orgaan op
zijn plaats houden, verslappen natuurlijk na de
dood, waardoor dit in zijn geheel buiten komt. Op
oude prenten van gestrande potvissen neemt de
penis dan ook meestal een prominente plaats in.
Er is meestal wel iemand met een meetlint in de
weer, of er staat een echtpaar bij!
Potvissen leven met twintig tot veertig soortgeno
ten in kuddeverband. De kern van de kudde wordt
gevormd door een groep van vermoedelijk onder
ling verwante wijfjes met hun kleine en grotere
jongen. Het contact tussen de seksen is van korte
duur. De paring duurt niet langer dan dertig
seconden en gebeurt buik aan buik, horizontaal of
verticaal. Mannetjes spelen geen enkele rol in de
opvoeding van de jongen. Een potvisbaby wordt
na een draagtijd van veertien-vijftien maanden
geboren, en is dan ongeveer vier meter lang. Het
leven in zee kent veel gevaren; haaien en orka's
komen op een geboorte af, vanwege het bloed en
de nageboorte. De hechte sociale structuur vormt
hiertegen een bescherming. De jongen worden
zeker twee jaar gezoogd, dan zijn ze zes a zeven
meter lang. In de 'pubertijd', tussen hun vijfde en
hun vijftiende jaar gaan de jongens en meisjes uit
een. Later worden er weer meer groepen gevormd.
Geluid is belangrijk. Potvissen communiceren met
elkaar door middel van klikkende geluiden
Tot elcx verwondering
Potvisstrandingen werden vroeger in verband
gebracht met naderend onheil, zoals een oorlog,
een aardbeving of een zonsverduistering. De eer
ste vermelding van een aangespoeld zeemonster
aan de Nederlandse kust dateert uit 1255. Voor
1600 weten we van 17 strandingen. Tussen 1600
en 1781 spoelden er 43 dode potvissen aan.
Hierna gebeurde dit om onverklaarbare redenen
niet meer tot 1937. Vanaf dat jaar tot 2003 her
haalde dit fenomeen zich nog 13 maal en de laat
ste jaren ook regelmatig. Het zijn altijd mannetjes
die aanspoelen, wat duidelijk is te zien op het
schilderij. Waarom dit zo is, heeft de wetenschap
nog niet kunnen ontdekken. Misschien heeft het
te maken met aardmagnetische velden. Vrouwtjes
zwemmen veelal in familieverband in scholen in de
warme wateren, maar de mannetjes verplaatsen
zich meer solitair of in kleine groepen. Het is de
bedoeling dat ze westelijk van de Britse eilanden
blijven, maar om onduidelijke redenen 'missen ze
soms een afslag' en komen in de Noordzee
terecht. Het zuiden daarvan is zo ondiep dat ze
zijn gedoemd om te stranden en te sterven. En
enkele maal komen er ook groepsstrandingen
voor. Dit heeft ook weer met de groepsstructuur te
maken. In zo'n geval kunnen er ook vrouwtjes bij
betrokken zijn. Het zou dan gaan om jonge man
netjes die de weg kwijt raken. De moeders willen
de jongen beschermen en worden op deze wijze
ook in het ongeluk gestort.
Jacht
Voor het begin van de commerciële walvisvaart
werd de potvis nauwelijks door mensen vervolgd.
Dit kwam pas op gang in de achttiende eeuw. De
zeilschepen werden steeds groter en konden
gemakkelijker diepe wateren bereiken. De eerste
potvis expeditie vond plaats in 1712 vanuit
Noord-Amerika. Ze werden bejaagd vanwege het
traan dat men uit het spek kookte en het sperma
tid, het zogenaamde walschot, dat zich in de kop
bevindt. De traan werd gebruikt als smeer- en
lampolie. De hoeveelheid traan, afkomstig van
een potvis kon in de achttiende eeuw wel meer
dan 1000 gulden opbrengen. Een kaars van wal
schot geeft een bijzonder helder licht. Deze sub
stantie werd vroeger ook gebruikt voor medicina
le doeleinden en in onze provincie nog voor een
ander doel: het glanzen van de kappen van de
Zeeuwse klederdracht. Walschot kon in die tijd
wel 700 gulden opbrengen. Een gewild bijpro
duct was het 'ivoor' van de tanden, waarnaar ook
veel vraag was. Na 1750 werd een gestrande pot
vis niet meer gezien als een onheilspellend voorte
ken, maar alleen als een object met economische
waarde.
Betty Blikman-Ruiterkamp
Met dank aan het museum Naturalis te Leiden
(vroegere Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie).
21