PIETER MOGGE, EEN BELANGRIJKE ZEEUW
Het is onmogelijk om van alle leden van het
Zierikzeese patriciaat van vóór 1795 de sterf- of
geboortedag te gedenken. Voor mr. Pieter Mogge,
ambachtsheer van Renesseen Dreischor, menen we
echter een uitzondering te moeten maken. Hij over
leed 250 jaar geleden, op 6 november 1756.
Vanwege zijn verdiensten voor Zierikzee een korte
schets van het leven van deze bijzondere Zeeuw.
Pieter Mogge werd op 29 december 1698 te
Zierikzee geboren in een groot huis aan de
Meelstraat, dat op de plaats stond van het gebouw
voor de telefooncentrale. Tegenwoordig draagt het
de naam De Verkeerde Wereld, welke naam strikt
genomen niet bij dit pand hoort, maar bij een pand
aan de achterliggende Klokstraat. Pieter Mogges
vader, Hubertus Mogge, was ambachtsheer van
Renesse. Hij en zijn vrouw Martina Ockersse werden
in deze plaats in de kerk begraven. Hun rouwbor-
den hangen tegenwoordig weer in het kerkgebouw
aldaar. Pieter Mogge bezocht de Latijnse School in
Zierikzee en ging daarna rechten studeren. In 1717
liet hij zich inschrijven bij de universititeit Leiden,
maar een jaar later studeerde hij te Utrecht.
Teruggekeerd in Zierikzee bekleedde hij belangrijke
politieke functies, zoals raad, schepen, burgemees
ter, heemraad en landrechter. Maar ook in de pro
vincie werd hij gewaardeerd om zijn kennis.
Daarom werd hij in 1737 aangesteld in de functie
van rekenmeester der Generaliteit, en in 1741 die in
de functie van afgevaardigde naar de Staten-
Generaal. In verband met de laatste hoedanigheid
verbleef hij vaak in Den Haag. Hij had slechts één
zuster die volwassen werd en trouwde, zelf bleef hij
ongehuwd. Ook zijn moeder had twee ongetrouw
de broers, Jan en Cornelis Ockersse. Van alle zijden
erfde hij geld en bezittingen. Nadat zijn vader in
1719 was gestorven, werd hij ambachtsheer van
Renesse en zijn in 1742 gestorven oom Jan Ockersse
legateerde hem de ambachtsheerlijkheid Dreischor.
Mogge was dan ook onmetelijk rijk, hij was een van
de toen zeldzame miljonairs in Zeeland.
In 1747 overkwam Mogge iets heel vervelends. De
Republiek der Verenigde Nederlanden was in oorlog
geraakt met Frankrijk. Deze periode wordt de
'Oostenrijkse Successieoorlog' genoemd. Het Franse
leger trok op naar het noorden en naderde de
grens. De inwoners van Zeeland vestigden hun
hoop op Oranje. Sinds de dood van Willen III beza
ten Holland en Zeeland geen stadhouder meer en in
de nacht van 24 op 25 april 1747 staken de schut
ters van Veere de koppen bij elkaar, en verlangden
van hun vroedschap de verheffing van de Friese
stadhouder tot stadhouder van Zeeland als
Willem IV. Deze Orangistische sympathie sloeg
onmiddellijk over naar andere plaatsen, ook naar
Zierikzee. Nog op dezelfde dag, 25 april, ontstond
er een oproer in de stad. Het volk trok naar het stad
huis en eiste dat het stadsbestuur zich voor de prins
zou verklaren. Toen Mogge in Den Haag hoorde
wat er in Zierikzee was gebeurd, begaf hij zich vlug
naar zijn woonplaats. Hij was namelijk een voor
stander van de beperking van de stadhouderlijke
invloed, en hoopte in Zierikzee invloed te kunnen
uitoefenen op de meningsvorming. Enige dagen
later arriveerde hij per schip bij het havenhoofd.
Toen het publiek merkte dat de staatsgezinde oud
burgemeester aan boord was, haalden ze hem ruw
uit het schip en zetten hem op een askar. Omgeven
door joelend volk hobbelde hij langs het havenka
naal naar de stad. Zo'n intocht had hij zich vast niet
voorgesteld! Gelukkig overkwam hem verder niets
ergs. Hij werd nog enige dagen vastgehouden op
het Gravensteen, maar weer vrijgelaten nadat
Willem IV overal als stadhouder erkend was. Mogge
keerde terug naar Den Haag, waar hij weer gewoon
aan het werk ging.
Het strekt hem tot eer dat hij dit onaangename
gebeuren niet van invloed heeft laten zijn op zijn in
1743 opgemaakte uiterste wilsbeschikking, waarin
hij zijn vaderstad royaal bedacht. Economisch ging
het slecht in de toen ongeveer 10.000 inwoners tel
lende stad. De visserij ging hard achteruit. Deftige
families vonden het hier saai en verhuisden naar
Holland. Deze ontwikkelingen baarden Mogge
zorg. Hij bedacht een nieuwe bron van welvaart
voor Zierikzee. In zijn testament vermaakte hij veel
aan familieleden, die om het legaat te mogen aan
vaarden zich in Zierikzee moesten vestigen.
Instellingen van liefdadigheid ontvingen ook royale
giften. Maar om het culturele leven in Zierikzee te
laten opbloeien had hij een ander plan. Er diende
24