blijven. Vrijwillig vertrok hij niet. Eigenmachtig
optreden en drankmisbruik waren de redenen
waarom hij in 1822 aan de kant werd gezet. Wat
was er precies gebeurd? De landbouwer Cornelis
Klink was door Clique op de bon geslingerd
"wegens het hollen zijner paarden, onder voor
wendsel van daartoe door den schout geautori
seerd te zijn." De schout was woedend over dit
gebeuren, temeer daar Clique "zich zelfs voor den
regter van instructie heeft durven verstouten, dat
ik hem zoude gelast hebben om van Cornelis Klink
de som van 3 gulden af te vergen". Als het aan de
schout lag moest Clique dan ook zo snel mogelijk
worden ontslagen, "niet alleen", zo schreef hij de
gouverneur, "uit hoofde van het onderhavige
geval als ook om zijne aanhoudende dronken
schap, waarin hij in weerwil van zoo vele gedane
vermaningen niet ophoudt daarin voort te gaan."2
In de zomer van 1822 dacht het gemeentebe
stuur in Pieter Okkerse een geschikte opvolger
voor Clique te hebben gevonden.3 Zeker in de
beginjaren functioneerde Okkerse naar behoren.
En dit is verwonderlijk als men bedenkt dat de
man met een jaarwedde van 200 gulden de kost
moest zien te verdienen voor een gezin dat maar
liefst tien kinderen telde." In 1831 werd hij tot bri
gadier van Duiveland benoemd, wat hem een ver
hoging in jaarwedde opleverde. Hij kreeg voor
taan 260 gulden 's jaars.5
Burgemeester Cornelis van de Stolpe was tevre
den over hem en nam zijn veldwachter in bescher
ming, toen deze in 1855 door de commissaris van
de koning werd bekritiseerd wegens vermeend
plichtsverzuim. Volgens de commissaris zou
Okkerse de veldwachtersdienst "zeer slordig
waarnemen en zich meestal met andere zaken
dan de politie ophouden". Volgens Van de Stolpe
was deze klacht ongegrond. "De uitgestrektheid
van den polder is van dien aard dat hij niet dage
lijks overal kan zijn", liet hij de commissaris weten.
En, zo voegde hij eraan toe, mocht Okkerse zich
in het verleden wel eens met andere zaken heb
ben beziggehouden, thans was dat niet meer het
geval.6
De commissaris was evenwel niet overtuigd.
Sterker nog, hij verdacht de burgemeester ervan
onder één hoedje te spelen met Okkerse. In een
brief aan de minister van Binnenlandse Zaken
schreef de commissaris dat Van de Stolpe "zich
weinig aan de Justitie en Policie zou laten gelegen
liggen." Hij drong daarom aan op een nader
onderzoek naar de situatie in Bruinisse. De moge
lijkheid is niet uitgesloten dat Okkerse onraad
rook, feit is dat hij in 1855 vrij plotseling zijn ont
slag aanbood.'
J
Handtekeningen van veldwachters Willem
Clique en Pieter Okkerse uit resp. 1816 en
1843 (foto's Zeeuws Archief)
Veldwachter Duininck
Abraham Duininck werd tot opvolger van Okkerse
benoemd. Hij was afkomstig uit Sluis, "werkman"
van beroep, vader van drie kinderen en had als
"klapwaker" enige jaren ervaring met de handha
ving van de openbare orde.8
Was Van de Stolpe aanvankelijk in zijn nopjes met
de nieuwe veldwachter en kreeg de man in 1856
wegens ijver een gratificatie van veertig gulden,
een jaar later liet de burgemeester geheel andere
geluiden horen en drong hij zelfs aan op een zo
spoedig mogelijk vertrek van Duininck. Samen
met rijksveldwachter Leydekker zou hij de burge
meester hebben voorgelogen over een diefstal die
aan de kust had plaatsgevonden. "Thans", zo liet
Van de Stolpe de commissaris weten, "moet ik tot
mijn leedwezen ued. mijne klagte over Duininck
indienen en ued. verzoeken hem van deze
gemeente te verplaatsen, daar hij bij mij niet het
minste vertrouwen meer geniet. Als verplaatsing
niet mogelijk is, dan moet hij maar worden ont
slagen. In de maand february j.l. zijn hier eenige
strandgoederen aangebragt van het schip de
Rochussen. Als naar gewoonte heb ik de veld
wachter en rijksveldwachter gelast des nachts te
surveilleren en te zorgen dat niets ontvreemd
worde. De aanbrenging bestond in suiker en kof-
5