Het jaar van Johan van Veen f Waterbouwkundige Johan van Veen (1893-1959) h&opte, hit de, dynamiek, vojv het Deftou 1 niet aJteen te, btAchhiiven, tecuia/ijieAen en te, ve/ikJaAen maan et/eneens Middeleeuws aardewerk Dit jaar start de Stichting Blauwe Lijn met het project 'Het Jaar van Johan van Veen'. Deze overleed zestig jaar geleden. De doelstelling van de stichting is klassieke Nederlandse waterbouwkundige kennis en het gedachtegoed van de ~rote Nederlandse waterbouwkundigen te behouden en te verspreiden. Eén van en was Johan van Veen. In vaste dienst bij Rij ks water staat geval een akker en weiland, geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische vondsten. Rondom de berg is gekeken of er aardewerk aanwezig was. In het veld werd duidelijk dat uitsluitend aan de zuidzijde van de berg zich een grote concentratie middeleeuws aardewerk bevond. Het grootste deel bestond uit zogenaamd Paffrath-aardewerk, genoemd naar het plaatsje Paffrath ten noordoosten van Keulen waar de potten werden geproduceerd. Dit aardewerk kenmerkt zich door de schilferige structuur van het baksel en de metaalachtige glans aan de buitenzijde. De kleur van het aardewerk kan uiteenlopen van grijswit tot zwart. Daarnaast lagen er enkele scherven Maaslands aardewerk, een verzamelnaam voor producten die in het Midden-Maasgebied (België) zijn gemaakt. De benaming Andenne wordt ook wel gebruikt, genoemd naar één van de productieplaatsen. Dit aardewerk heeft een witgele tot grijze of roze kleur en heeft een hele fijne structuur. Van dezelfde klei werden vanaf de 16e eeuw de kenmerkende Goudse kleipijpen gemaakt. De globale datering voor dit aardewerk ligt tussen de 10e en 13e eeuw. Door de aanwezigheid van enkele kenmerkende randfragmenten kan de datering echter scherper worden gesteld op de eerste helft van de 12e eeuw. Bij eerder onderzoek naar de voorhoven op Walcheren was het opvallend dat er nagenoeg geen materiaal lag tussen 1300 en 1600. Ook bij het bergje aan de Heuvelsweg ontbrak materiaal uit deze periode waardoor het lijkt alsof het bergje geheel is verlaten nadat het omstreeks 1300 (of wat eerder) zijn functie verloor. Dat is niet verwonderlijk met een opkomende stad als Zierikzee op een steenworp afstand. Afgaande op het kaartmateriaal, gecombineerd met de opvallende concentratie middeleeuws aardewerk, kan het voorhof gesitueerd worden aan de zuidzijde van het bergje aan de Heuvelsweg. Omdat met de huidige regelgeving alleen het bergje wettelijk is beschermd, is het noodzakelijk om ook aandacht te generen voor het voorhof. Historisch is hier nagenoeg niets over bekend, en archeologische opgravingen van voorhoven zijn op één hand te tellen. Met het lokaliseren van het voorhof op een non- destructieve manier wordt een eerste stap gezet in de bewustwording dat een motte- kasteel meer was dan alleen een houten kasteel op een kunstmatig opgeworpen hoogte. Hiermee kan rekening worden gehouden met toekomstige opgravingen en het toekennen van de monumentale status. Randfragment van een 12e-eeuwse Paffrath kogelpot. (Foto auteur) Bronvermelding: Dekker, C., 1971: Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de Middeleeuwen, Assen. Kuipers, S.F, 1984: Bergen en burgen op Schouwen-Duiveiand In: Kroniek van het land van de zeemeermin, jaargang 9, Zierikzee, 5-38. Man, J.C. de, 1897: De vluchtbergen in Schouwen, De Bevelanden en Tholen. Overdruk uitArchief, Vroegere en latere mededelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, Vile deel, 3e stuk Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Mostert, I., 2013: Werven en voorhoven. Een interdisciplinair onderzoek naar de mottekastelen op Walcheren. Walcherse Archeologische Rapporten 37. Walcherse Archeologische Dienst, Middelburg. Trimpe-Burger, J.A., 1958: Onderzoekingen in vluchtbergen, Zeeland. In: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (BROB), jaargang 8, Amersfoort, 114-157. Verhoeven, A.A.A., 2010: Middeleeuws gebruiksaardewerkin Nederland(8ste-13de eeuw), Amsterdam. 8 Jan de Jonge Boerenzoon Johan van Veen, afkomstig uit Uithuizermeeden, werd in 1893 als vijfde in een gezin van zeven geboren. Na de middelbare school deels in Warffum, deels in Assen, studeerde hij civiele techniek in Delft. In 1919 studeerde hij daar cum laude af. In 1933 werd zijn standplaats Den Haag. Hij ging werken voor de vier jaar eerder opgerichte Studiedienst van de Zeearmen, Benedenrivieren en Kusten. De eerste taak was de behartiging van de scheepvaartbelangen in het Delta gebied. Met zijn medewerkers zette Van Veen een omvangrijk programma op voor stroom metingen. Zo hoopte hij de dynamiek van het Deltagebied niet alleen te kunnen beschrijven, maar eveneens te analyseren en te verklaren. Borstbeeld van Johan van Veen door Fred Hartog. Fotograaf Karen van Burg, Stichting Blauwe Lijn. Zijn eerste dienstverband was bij de Provinciale Waterstaat in Drenthe als ingenieur bij het Rivierenbureau. Na zeven jaar vertrok hij daar en trad hij in dienst van de Amerikaanse Surinaamse Bauxiet Maatschappij. Hij trouwde in 1927 in Paramaribo. Het leven in de Amerikaanse enclave in Moengo, Suriname vond hij onbevredigend. Hij keerde terug naar Nederland met zijn gezin en trad in dienst bij de Amsterdamse brandweer. In 1929 lukte het hem in tijdelijke dienst te komen bij het arrondissement Dordrecht van de directie Grootte Rivieren van Rijkswater staat. Doordat hij een al lang bestaand probleem voor de scheepvaart in het Hellegat (op de overgang van Hollands Diep naar Volkerak en Haringvliet) wist te doorgronden en op te lossen, was zijn naam als onderzoeker in de Delta gevestigd. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2019 | | pagina 5