Wij sloten ons eerste nummer af met enige mededelingen over de voe
deracties in februari j.l. Opmerkelijk was bet feit dat reeds de eer
ste dagen na het invallen van de dooi, zulke grote scharen vogels
wegtrokken.
Op de voederplaatsen bleven nog slechts wat meerkoeten en kuifeenden
achter. Kennelijk waren deze vogels nog te veel verzwakt om de reis
naar hun broedgebied aan te vangen.
Wilde ganzen en zwanen zwierven wat langer op het eiland rond.Zelfs
werden eind april nog zwanen waargenomen te Renesse en Duivendijke.
Een tijdens de strenge vorst te Duivendijke opgevangen jonge zwaan
werd - na geringd te zijn - uitgezet in het kreekje bij Serooskerke
waar enige andere zwanen zich ophielden. Eén der zwanen kwam aldaar
om het leven terwijl de anderen enige dagen later weg trokken. Op- 4
mei jl. werd de geringde zwaan ernstig aan een vleugel verwond aan
getroffen te Roosendaal. Deze verwonding was vermoedelijk veroorzaakt
door het vliegen tegen een hoogspanningsdraad of de draden van de
spoorbaan. De vogel werd overgebracht naar de vijver bij de woning
van het lid Moeliker te Schuddebeurs waar reeds een volwassen zwaan
de omgeving siert. Wij hopen dat het het lid Moeliker zal gelukken
de gewonde zwaan er weer bovenop te brengen.
Men za.1 zich afvragen of de gevolgen van de afgelopen strenge winter
merkbaar zijn aan het aantal vogels dat gewoonlijk op ons eiland broedt.
Uiteraard waren de meeste hier verblijvende vogels afkomstig uit noor
delijker streken. Onze vogels verbleven grotendeels in zuid-Europa en
noord-Afrika. Echter had ook zuid-Europa van de winter te lijden. Waar
in deze streken de vogelbeschermingsgedachte nog niet is doorgedron
gen in een mate als bij ons het geval is, kan wel worden aangenomen
dab voederacties daar niet plaats vonden. De waarnemingen hebben uit
gewezen dat het aantal terugkerende kieviten minder was dan voorgaan
de jaren. Ook de tortelduiven zijn minder in aantal. Nauwkeurige waar
nemingen zouden wellicht uitwijzen dat ook bepaalde zangvogelsoorten
in mindere mate terugkeerden, onder meer de wielewaal.
Reeds op 5 maart was een aanmerkelijke trek van kieviten waar te nemen.
Het betrof hier doortrekkerswant in de kop van Schouwen kwamen in
de eerste helft van april nog maar weinig kieviten voor.
De ec-rste reigers arriveerden op 7 maart in de kolonie te Schuddebeurs.
Hoewel het zich aanvankelijk liet aanzien dat veel nesten onbezet zou
den blijven, was het aantal broedende reigers bevredigend.
Veel weidevogels als grutto en tureluur kwamen laat in de broedgebie
den, maar hun aantal was weinig minder dan voorgaande seizoenen.
Opmerkelijk^is de toename van het aantal bergeenden. De tijd zal uit
wijzen of dit een gevolg is van het decimeren der zilvermeeuwen die
als de grootste belagers der jongen kunnen worden aangemerkt,
Nog in maart keerde de witte kwikstaart terug en in begin april kon
men reeds de fitis beluisteren. Ook de tapuit was toen reeds op de-
duinpolders teruggekeerd.
Do boerenzwaluw werd te Haamstede voor hot eerst gezien op 13 april
en aan de zuidkant van het eiland keerden de eerste sterns terug op
14 april. Op die datum werd ook dc koekoek gezien maar deze deed zich
pas een week later horen.
Als bijzondere doortrekker werd te Ronesse de wHop:! waargenomen.