Verleden, heden en toekomst van de Hellegatsplaten
Gerard L. Ouweneel Piet van Geemert
'Het Hollandsch Diep splitst zich hier in Haringvliet en Volkerak dat zich, zoals ieder weet,
weer voortzet in Krammer en Grevelingen. Als de vloed uit zee opkomt door die wateren, dan
krijgen we op het ontmoetingspunt van Volkerak, Haringvliet en Hollandsch Diep een toe
stand zeer gunstig voor het bezinken van slib en zand en zo vinden we dan hier een verbijste
rend stel van platen en geulen...'. Dit schreef Jac. P. Thysse in zijn in 1938 uitgekomen
Verkade-album 'Onze Groote Rivieren'. Deze beschrijving met de daarbij afgebeelde aquarel
van J. Voerman jr. 'Hollandsch Diep in den winter' prentten mij al vroeg in dat ik daarheen
moest om watervogels te zien, met name wilde ganzen*
In het bijzonder de Ventjagersplaten intrigeer
den. Dat kwam omdat ik in Numansdorp iemand
ontmoette die daar wel eens jaagde en hoog opgaf
van de vogelrijkdom op de platen. Pogingen ech
ter om de vogeldrommen van de Ventjagersplaat
zelf te zien mislukten grotendeels. Vanaf de
Oosterse Laagjes tussen Numansdorp en Hisertse
Kade kreeg je nauwelijks zicht op de platen. Vanaf
het roemruchte pontveer Numansdorp-Den Bom
mel evenmin. En die ene maal toen we het vanuit
Ooltgensplaat probeerden was er hardnekkige
mist. Eerst vanaf zomer 1963 lukte het wat meer
overzicht te krijgen en wel vanaf de in aanleg zijn
de Volkerakdam. Deze leidde echter tevens het ein
de in van de Ventjagersplaten van weleer. Tussen
1963 en 1987 werd het 'verbijsterend stel van pla
ten en geulen' beteugeld en in mootjes verdeeld.
Milieuschokken
De milieuschokken die de Ventjagersplaten te
verwerken kregen waren enorm. De Volkerakdam
deelde vanaf 1963 het complex in een noordelijk
en zuidelijk deel. Deze ingreep leidde er toe dat
het biezenareaal in omvang en daarmee de Grauwe
Gans in aantal ging afnemen (Lebret 1964). Het tij
bleef lopen en de concentraties eenden en aan het
mariene milieu geboden steltlopers bleven groot.
In april 1969 gingen de Volkeraksluizen dicht
waardoor het tij het Hellegatsplein niet meer kon
ronden en op de noordelijke Ventjagersplaat de
vloed 30 centimeter minder hoog kwam.
Anderhalf jaar later werd het Haringvliet geslo
ten, waardoor het tijverschil op het Hollandsch
Diep-Haringvliet werd teruggebracht tot ca. 20
centimeter en het milieu verzoette. Gunstig pakte
uit dat een belangrijk deel van de noordelijke
Ventjagersplaat juist lag tussen de nieuwe gemid
delde hoog- en laagwaterpeilniveaus. Toen volgde
zeventien jaar lang, tot 1987, een unieke situatie.
Ten noorden van de Volkerakdam de eigenlijke
Ventjagersplaat, een grote periodiek droogvallen
de, onbegroeid blijvende plaat, goed geïsoleerd en
omgeven door grootschalige, deels ondiepe wate
ren, ideaal als ruigebied voor watervogels (Ouwe
neel 1988). Ten zuiden daarvan een marien getij-
denslik, eindpunt van het nog steeds via het
Oosterschelde-Zijpe-Volkeraktracé diep in het
noordelijk deltagebied penetrerend zilte milieu.
Als geheel vormden beide gebieden een van de be-
Een stukje nostalgie: de Ventjagersplaten van vóór 1970 bij laag water. Foto: G. L. Ouweneel.
Zie voor de genoemde fragmenten en afbeelding ook elders in dit nummer.
75