*1000 individuen m2
1987 1988 1989 1990 1991 1992
oever locaties
1987 1988 1989 1990 1991 1992
diepe locaties
Figuur 2. Veranderingen in de dichtheid van bodemfau
na op oeverlocaties en diepe locaties van het Volkerak-
Zoommeer.
Figuur 2 geeft de dichtheid weer van de verschil
lende groepen bodemdieren in oktober van de ja
ren 1987 t/m 1992. De gegevens uit deze figuur
zijn afkomstig van bemonsteringen die met behulp
van een bodemhapper of steekbuis (op de oeverlo-
katies) zijn uitgevoerd. Omdat bij de bemonste
ring van bodemfauna meestal ook de vrijzwem-
mende, grotere schaaldieren in de monsters
worden aangetroffen, is deze groep ook in de fi
guur meegenomen.
De samenstelling van de bodemfauna in de oe
verzone (minder dan 1 meter diep) verschilt altijd
sterk van die van de diepere gedeelten van een
meer, daarom is dit apart in de figuur weergege
ven. De gemiddelde dichtheid van bodemfauna in
het hele meer is berekend met behulp van de op
pervlakten van beide diepteklassen. De oeverzone
van het Volkerak-Zoommeer maakt 16% uit van
de totale oppervlakte.
Larven van vedermuggen (Chironomidae)
De larven van vedermuggen komen zeer alge
meen voor in zoete wateren, en vormen daarin
vaak de meest soortenrijke insektenfamilie. Het
grootste deel van hun leven brengen vedermuggen
in het larvestadium door. Afhankelijk van de
soort leven de larven in en op de waterbodem, op
Figuur 3. Een larve van een vedermug. Tekening E. van
Dam.
stenen, in en op planten en in mosdiertjeskolonies.
De soorten die in de bodem leven, maken vaak ko
kertjes. Deze kokertjes kunnen als schoorsteentjes
iets boven het oppervlak van de waterbodem uit
steken. Op zandige locaties in het VolkerakZoom-
meer zijn deze kokertjes te zien. De meeste larven
leven van dode of levende algen; er zijn echter ook
roofvedermuglarven.
Muggelarven koloniseerden het meer snel. In
oktober 1987 maakten ze in de diepere delen van
het Volkerak-Zoommeer al 17% van de bodemfau
na uit. Vanaf 1988 bestond meer dan de helft van
de bodemfauna in de oeverzones van het meer uit
larven van vedermuggen. Ook in de diepere delen
was en is het de best vertegenwoordigde groep. In
1992 bedroeg de dichtheid van het hele meer 6000
individuen per m2.
Tijdens de voortplantingsperiode van de mug
gelarven vindt deze snelle en massale verspreiding
plaats. Elke mug legt namelijk honderden eieren.
Nadat de larven uit het ei zijn gekomen, kunnen
ze zich gedurende een korte periode verplaatsen
met een snelheid van enkele kilometers per dag.
De volwassen mug heeft maar een korte levens
duur (ongeveer 10 dagen). In deze korte tijd moet
de bevruchting plaatsvinden en moeten de eieren
gelegd worden. Daarom is het vrijwel gelijktijdig
verpoppen en uitvliegen van alle vrouwtjes en
mannetjes van dezelfde soort noodzakelijk. Direct
na het uitvliegen vormen zich dichte zwermen
waarin de bevruchting plaatsvindt.
Rondom het Volkerak-Zoommeer hebben deze
zwermen vedermuggen nogal eens overlast be
zorgd. De grootste overlast vond plaats in de eer
ste jaren na de verzoeting. Dit is niet verwonder
lijk omdat bij een totale verandering van het
milieu de beschikbare ruimte vaak wordt ingeno
men door één pioniersoort. Na de verzoeting van
het Volkerak-Zoommeer was dit de vedermug Chi-
ronomus muratensis. Deze soort vliegt uit in het
voor- en najaar. In de waterbodem werd in het
voorjaar van 1988 een gemiddelde dichtheid van
800 exemplaren per m2 gemeten; dit betekent 50
miljard muggen in het hele Volkerak-Zoommeer.
Door de grote synchronisatie van ontpoppen vlo
gen in april 1988 alle muggelarven uit en ontston
den enorme zwermen die soms wel op rookplui
men leken. In combinatie met de rustige
weersomstandigheden (vrijwel windstil en droog)
resulteerde dit in de eerste muggenplaag. De twee
de generatie van Chironomus muratensis was nog
groter, namelijk gemiddeld 4500 exemplaren per
m2 (in totaal 250 miljard muggen). Dit resul
teerde in een tweede muggenplaag in augustus
1988. Hoewel de vedermuggen niet steken of bij-
104