Jonge houtduiven op het menu: waar en tot wanneer vond dit plaats? De pinguïns bij de pomp Ken je die scène van mars der pinguïns waarin na een lang afgelegde ijsweg langs gevaarlijke ravijnen en door sneeuwstormen het vrouwtje terug is bij 't broedende mannetje en een van de twee het ei laat breken de wanhoop, de zoekende blik Vind je niet dat die blik, die wanhoop ook bij de mens te zien is diezelfde onhandige lichaamshouding staande bij de benzinepomp starende naar de oplopende teller zoekende naar een uitweg Maar het geld gaat in rook op Het ijs trouwens ook Arie L. Spaans I Wiebe Radstake 32 Literatuur: Jacobusse Ch. 2021, Hans Warren: tekenaar, bewonderaar, vogelaar. ZB Bibliotheek van Zeeland, Middelburg. Meininger P.L. (redactie) 2022. Avifauna Zeelandica. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Werkgroep Avifauna Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland 1986. Vogels van Schouwen-Duiveland. Zierikzee. Tussen de Tweede Wereldoorlog en de Watersnoodramp ondernamen mijn ouders met het gezin jaarlijks vanuit Den Haag de reis naar Renesse (waar mijn grootouders van moederszijde woonden) om daar de zomer vakantie door te brengen. De broer van mijn moeder (in de volksmond 'Lange Piet' genoemd en destijds lid van het lokale mussengilde) vertelde mij omstreeks 1950 dat op Schouwen jonge houtduiven aan de poten, met een draad die door de nestbodem heen was gestoken, werden vastgebonden aan de boom of struik waarin het nest lag. De ouders bleven hun nageslacht daarna rustig doorvoeren en deden dat ook nadat de jongen het vliegvlugge stadium hadden bereikt. De jongen werden zo extra vetgemest en als ze zwaar genoeg waren voor de pot geoogst. Ik vertelde dit verhaal in de jaren tachtig aan Frans Beekman, die in die tijd betrokken was bij de samenstelling van de "Vogels van Schouwen-Duiveland" (Werkgroep Avifauna Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland 1986). Later berichtte deze mij dat hij bij Teun Rosmolen en Wim de Vrieze geen bevestiging van deze gewoonte had kunnen krijgen. Zou het verhaal van mijn oom dan toch niet waar zijn geweest? Onlangs bleek het tegendeel. Ik kreeg namelijk dit voorjaar van Gerard Heerebout uit Kloetinge het boekje toegezonden dat Chiel Jacobusse over Hans Warren schreef in het kader van diens honderdste geboortedag (Jacobusse 2021). Wat was ik verbaasd toen ik daarin op pagina 42 las dat de methode van het vastbinden bij houtduiven in de jaren dertig nog een wijdverbreide praktijk was. Het verhaal was vrijwel identiek aan dat van mijn oom destijds. Toen ik Chiel Jacobusse om meer informatie vroeg, schreef hij mij dat hij het verhaal over de vastgebonden jonge houtduiven destijds had gehoord van Willem van Liere en Jan Polderman, twee geboren en getogen inwoners van 's-Gravenpolder op Zuid-Beveland. Naar zijn idee gebeurde dit vlak voor, in en korte tijd na de Tweede Wereldoorlog, een conclusie die hij trok op basis van de leeftijd van zijn zegslieden. Het gedicht "De pinguïns bij de pomp" van Wiebe Radstake wordt hier gepubliceerd voordat het zal verschij nen in de verzamelbundel "Ochtendlicht". Wiebe is beeldend kunstenaar, dichter en kapitein op "De Vrijbui ter", zijn eigen schip met thuishaven Zierikzee. De "mars der pinguïns" in de tweede versregel van de eerste strofe verwijst naar de documentaire La Marche de l'Empereur van Luc Jacquet uit 2005. De Engelse titel luidt March of the Penguins. Het gaat om de keizerspinguïn. Een belangrijk verschil tussen de koningspinguïn en de keizerspinguïn is het feit dat de snavel van de keizerspinguïn duidelijk krommer is. Samensteller van de gedichtenpagina: Johan Everaers. Ook Erik Marteijn, die ik ernaar vroeg, wist mij te vertellen dat zijn vader in Zeeuws-Vlaanderen (Philippine) in de oorlog op deze wijze jonge duiven had verschalkt. Verder vond ik op internet van de hand van Hans Pollemans uit Biervliet nog een vermelding over "de takje-touwtje vastgebonden jonge wilde nestduif; zeer blank zacht vlees met een subtiele smaak, saus niet verknoeien met smaken; pinot noir bij drinken." (foodlog.nl/artikel/stadsduif-op-het-menu/allcomments d.d. 18 september 2013). Het ziet er dus naar uit dat het in Zeeland op verschillende plekken plaatsvond en kennelijk niet tot Zeeland en de karige jaren rond de Tweede Wereldoorlog beperkt is gebleven. Hans Pollemans wist mij namelijk te vertellen dat hij in de jaren tachtig ook van het gebruik ter plekke hoorde toen hij door Alphen (Noord-Brabant) reisde. Maar waar vond het vangen nu zoal plaats en tot hoelang ging het door? Als er lezers zijn die additionele informatie hierover hebben, ook van andere eilanden of buiten Zeeland, dan zou ik dat graag horen (a.l.spaans@planet.nl). In de Avifauna Zeelandica (Meininger 2022) wordt het fenomeen niet vermeld, vandaar deze oproep.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2022 | | pagina 17