22
Opname van circa 1920. Rechts de in 1906 gebouwde consistorie. De muren van de kerk zijn bedekt met een pleisterlaag. (Zeeuws Documentatiecentrum).
Willem I werd Zoutelande daarom onder de
jurisdictie van Vlissingen gebracht.
Als gevolg van de oorlog waren er in
Zoutelande veel verwoestingen aangericht.
Talloze boerderijen waren min of meer
vernield en 'te landewaart waren noch
koeyen of diergelyke beesten' meer te
vinden. De heropbouw van het dorp werd
daarom ter hand genomen. Deze zal
evenwel veel moeilijkheden hebben
opgeleverd. In een request van schout en
schepenen van het landrecht van
Vlissingen aan de Staten van Zeeland uit
1595 is het volgende te lezen: 'vanweghe
die inghesetenen en schamele ghemeente
der desolate prochie van Zoutelande, hoe
dat in den trouble van de jaere
tweentzeventig en LXXlil die plaetse zoo
verdistrueert is worden, datter niet één
huys in zijnen ouden stant en was
ghebleven, zoo dat de visscherie aldaer,
daer op de plaetse voor de trouble stont,
wesende zoo uuyt huerl. huysen verjaecht,
gheplondert. gherooft ende van alle
middelen ghedenueert, wel veroorsaect
waeren hun uuyt den lande te bhegheven
omme huerl. negotie die ter zee was
gheleghen in andere landen te hanteren,
ende zoo met vrede ende stilheyt hun wyff
ende kindren den cost te winnen, hun
begheven hebbende, d'een in Oostlandt,
d'ander in Inghelandt' en 'hebben uyt die
van Zoutelande uuyt een grondeliche
ende liefde die zyluyden waren
draeghende tot 't vaderlandt, hun hebben
met een cloeckmoedich hertte begheven te
watere inden dienst van den lande omme
de vyant te keeren dat hy die stadt van
Middelburch niet en zouden ontsetten'.")
Eén van de inwoners uit Zoutelande die in
1572 de zijde van de Geuzen koos en in
Vlissingen ging wonen was Evert
Heindricxssen, de stamvader van het
beroemde zeevaardersgeslacht Evertsen.
In Zoutelande hield hij zich bezig met
visserij en koophandel. Vanuit Vlissingen
heeft hij tot aan zijn dood in 1601 in de
Zeeuwse en Vlaamse wateren gevochten
tegen de Spanjaarden en Duinkerkers.
Het onderhoud van de kerk
Het jaar 1573 betekende het einde van de
Roomse eredienst te Zoutelande. De
geestelijken waren verdreven en de kerk
met haar bezit, o.a. grond, curenhuis
(pastorie) en zilverwerk,12) werd door de
nieuwe overheid geconfiskeerd en onder
het beheer van het Comptoir van de
Geestelijke Goederen van Walcheren en
Noord Beveland gebracht. Dit kantoor was
op last van Prins Willem I in het leven
geroepen voor de administratie van de in
beslag genomen goederen van de Rooms
Katholieke geestelijkheid. Ook in de andere
delen van Zeeland zijn dergelijke kantoren
opgericht. De Gecommitteerde Raden van
Zeeland kregen tenslotte zeggenschap
over alle geestelijke kantoren. Er mocht
niets uitbetaald worden zonder hun
toestemming. Aan het hoofd van ieder
kantoor stond een rentmeester. De
geestelijke kantoren voorzagen tot 1808
behalve in het uitbetalen van de
tractementen van predikanten,
schoolmeesters en kosters in het
onderhoud van kerkgebouwen, de opbouw
van verwoeste kerken en zonodig de
stichting van nieuwe.
Naast grote herstel- en
vernieuwingswerkzaamheden, vooral van
het schaliedak en glazen, was er het
gewone onderhoud. Dit onderhoud werd
reeds vanaf 1600 telkens voor meerdere
jaren en voor een groep kerken in een
aanneming aanbesteed. In de bestekken
en condities voor dit gewone onderhoud,