6 andere stadhouderlijke gebouwen zoals het 'jagthuis' van Zijne Hoogheid. Maar hij heeft eveneens 'normale klanten' en blijkt ook het gewone steenhouwerswerk zoals vloeren, dorpels en kozijnen te leveren. Waarschijnlijk werd dit soort werk door knechten en leerlingen gedaan. De mees ter gaf leiding aan de onderneming en nam het belangrijke beeldhouwwerk voor zijn rekening. Zo ontstond in 1762 samen met anderen het grafmonument voor pro fessor Boerhaave in de Pieterskerk te Leiden.1" Houden we ons met het tweede bestek bezig, dan blijkt dit voornamelijk te gaan over Wapperoms aandeel in de tombe. Het is eveneens in zijn handschrift geschreven en door I.F. Maas getekend. Artikel 1 geeft aan dat hetgeen Wappe- rom in wit marmer zal maken, is overeen gekomen met Mattijs van Nooyen. Hij zal alles volgens de goedgekeurde tekening en de modellen uitvoeren en het portret van de overledene zo goed mogelijk doen gelijken op het schilderij dat hij in handen heeft. Dit voorbeeld kan goed het portret van Mogge geweest zijn dat nu nog op het stadhuis te Zierikzee aanwezig is. Wapperom verplicht zich om twee staan de beelden, twee zittende beelden met het portret, de dood, een urn met een slang omvlochten plus twee vliegende en twee zittende putti te leveren (artikel 2). Verder zal de Haagse beeldhouwer het ornament op de sarcofaag, het basreliëf daaronder, beide witmarmeren versierin gen aan de voet van de kist en twee ornamenten aan de voet van de pilasters maken (artikel 3). Het benodigde marmer zal aan Wappe rom door de steenhouwer geleverd wor den en hem zal onverwijld een steenhou wersknecht gezonden worden indien hij daarom vraagt, opdat zijn werk geen ver traging ondervindt (artikel 4). De executeurs mogen alle voorgaande tekeningen en het geboetseerde model van de gehele tombe - waarvoor Wappe rom volgens zijn rekening betaald wordt - behouden. Wanneer het werk af is, zullen de andere modellen in behoorlijke staat aan de opdrachtgevers bezorgd worden (artikel 5). Ondanks deze afspraak, is dit laatste niet gebeurd. Want we vinden in de catalogus van de boedelinventaris, opgemaakt bij het overlijden van Wappe rom, onder het hoofdje Boetseersels min stens negen nummers die betrekking hebben op de tombe. Die modellen bevonden zich dus bij de dood van Wap perom nog in diens bezit. Zij werden op 3 december 1781 samen met de rest van de inventaris publiekelijk in Den Haag verkocht.15 De laatste executeur van Mog- ge's testament, Jacob de Witte van Eiker zee, aan wie de modellen toekwamen, overleed op 25 januari 1765, nog voor er een definitieve afrekening had plaatsge had. Mogelijk waren zijn erfgenamen niet op de hoogte van de afspraken met betrekking tot de modellen, of stelden zij er geen belang in. Artikel 6 en 7 gaan over de betaling en de datum van oplevering. Wapperom vraagt voor de twee staande beelden 1.200,-, voor de zittende beelden met het portret 1.100,-, voor de vier putti 640,- en voor het ornament 340,-. In deze bedragen, tesamen 3.200,-, zijn begre pen het maken van de nodige kleimodel- len en het 'helpen aanpassen en bewer ken' van het werk. Dat deze bedragen de helft van de uiteindelijke kosten vertegen woordigen, blijkt uit de eindafrekening. Wapperoms prijs werd door de execu teurs geaccepteerd, want een maand na de datum van het bestek werd hem een bedrag van 3.600,- uitbetaald. Eerder, in mei van dat jaar, ontving Van Nooyen volgens diens rekening 2.400,- (zie noot 11). We mogen ervan uitgaan dat in de zomer van 1758 de werkzaamheden aan de tombe waren begonnen. Anonieme achttiende-eeuwse tekening van het grafmo nument van Mogge (RAZZG Zl II 1746) Mattijs van Nooyen (1718-1779) Wat was het aandeel van Mattijs van Nooyen in het grafmonument? Uit de bestekken maken we op dat de Zierik- zeeënaar al het nodige marmer voor het werk zal leveren, ook dat waarvan Wapperom de beelden maakt. Hij is aan sprakelijk voor het stellen, het in elkaar zetten en polijsten van de verschillende onderdelen ter plekke. Mogelijk heeft hij bij dit werk hulp gehad.'5 De architecturale onderdelen van de tombe kunnen niet zonder meer aan Van Nooyen worden toegeschreven, daar veel van dergelijk werk kant en klaar uit de groeven kwam. De pilasters, de kroonlijst en de piramide achter de dood in ver schillende kleuren 'Sans Remisch' mar mer, worden in het bestek slechts zijde lings genoemd. Meer aandacht krijgt de sarcofaag, het stuk voor de inscriptie en de bijbehorende plinten, alles van solijnse steen. Hierover wordt duidelijk gezegd dat de aannemers deze moeten maken. Het lijkt redelijk in die zwarte delen het werk van Van Nooy en te zien. Resteert een aantal witmarmeren onder delen die eveneens aan Van Nooyen mogen worden toegeschreven: ze beho ren volgens het bestek niet tot de taak van Wapperom. Dit zijn de bekroning van het monument en de doodshoofden, die in trofeeën uitlopen op de buitenste pilas ters. De zestien kwartierwapens aan lin ten opgehangen op de binnenste pilasters en de inscriptie werden door Van Nooyen misschien uitbesteed.17 Van het grote wapen met de griffioenen, de graflampen en de feniks bestond, volgens het bestek, een tekening. De kwartierwapens werden naar een wapenschilderij gemaakt. Vergelijking tussen het figurale werk van Wapperom en dat van Van Nooyen valt mijns inziens in het nadeel van de laatste uit. Van Nooyens werk ziet er vlakker, onhandiger en grover uit. Wij kunnen hier gerust van een kwaliteitsverschil spreken. Mattijs van Nooyen vestigde zich in 1745 als steenhouwer te Zierikzee. Hij huwde in 1748 met Neeltje van Ekelen. Een van zijn eerste opdrachten was de epitaaf voor Anthonie Nollens die in 1746 in de N.H. Kerk te Bruinisse geplaatst werd. Behalve de omlijsting rond de toegangs deuren van het stadhuis van Zierikzee en een enkel poortje is er weinig werk van hem bewaard gebleven. Toch bleef hij tot vlak voor zijn dood in 1779 werkzaam voor de elite van de stad. Als steenhou wer was Van Nooyen lid van het metse laarsgilde, maar hij wordt ook 'bouwer' genoemd. Het verschil tussen beeldhou wers en steenhouwers in de achttiende

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1997 | | pagina 10