8
Mogge steeds twee vrouwen het portret
vasthouden. Zelfs Van Nooyen, die het
monument toch door en door kende,
schetst in het album van Lely twee vrou
wen. De drie tekeningen maken een
merkwaardige 'nagetekende' of overge
trokken indruk. Het zijn duidelijk geen
tekeningen die ter plekke ontstonden.
Mogelijk circuleerde er in Zeeland een
tekening van de tombe waarin die deug
den als vrouwen waren uitgebeeld. De
gehelmde man is misschien een verande
ring die pas bij de uitvoering werd door
gevoerd.22
In de inscriptie beneden de sarcofaag
worden Mogge's vrijgevigheid, zijn matig
heid en voorzichtigheid geprezen. Eigen
schappen die door de staande en de zit
tende beelden zijn verbeeld. De putti links
en rechts van de inscriptie staan voor eer
en rijkdom, die Mogge tijdens zijn leven
verwierf. Zijn 'burgemeesterlijke waardig
heden' en zijn vredelievendheid worden
door een bundel pijlen, kwast en palmtak
op de sarcofaag vorm gegeven. Op het
basreliëf aan de voorkant van de sarco
faag zijn Mogge's functies in de Staten-
Generaal en rekenmeester der Generali
teit uitgebeeld door middel van boeken,
lak, pons, zegels en een koker met reke
ningen.
Volgens het bestek zal de dood op de
manier van Camellus van Ferrara worden
gebeeldhouwd. Een beschrijving hiervan,
bijvoorbeeld bij Poot, komt vrijwel geheel
overeen met de uitvoering.23
De doodshoofden links en rechts dienen
volgens het bestek als console voor de
bovenlijst. Er komen trofeeën uit voort.
Links steken in de linten een pik, lans en
flambouw; iets lager zien we twee mense
lijke ribben plus de botten van een hand
en een voet. Aan de andere kant bestaat
de trofee uit een schop, een zeis, een
schouderblad, een kaakbeen en twee dij
beenderen.
De urn, omringd door een in haar staart
bijtende slang en versierd met festoenen
van eikenbladeren, wordt in het bestek
niet verklaard. Zij was blijkbaar algemeen
bekend. We komen deze symbolen van
eeuwigheid en vergankelijkheid vaak
samen met zandlopers op vele monu
menten tegen.
Ten slotte zij gewezen op het opstan-
dings- en overwinningssymbool dat het
grote wapen van Mogge helemaal boven
aan bekroont. De mythologische vogel
fenix verrijst hier uit zijn as.
Conclusie
Het komt niet vaak voor dat we door
archiefstukken een zo duidelijk beeld krij
gen over het ontstaan van een kunstwerk
Het hek voor de grafkapel te Dreischor (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist)
en de samenwerking tussen twee kunste
naars. Uit de hier gepresenteerde stukken
blijkt dat Wapperom verantwoordelijk was
voor de kleimodellen, dat hij de belang
rijkste beelden maakte en dat aan hem
dienovereenkomstig ook het meeste werd
betaald. Van Nooyen zorgde voor het
marmer en zette de onderdelen ter plekke
in elkaar. Hij leverde een bescheiden
aandeel in het beeldhouwwerk van wit
marmer en aan hem kunnen de delen van
solijnse steen worden toegeschreven. Het
ziet er naar uit dat Van Nooyen verant
woordelijk was voor de organisatie van
het geheel; misschien is dit de reden
waarom hij zichzelf als enige maker van
het monument beschouwde. Het werk
werd in het voorjaar 1758 aanbesteed en
zal na mei 1763 te Dreischor zijn
geplaatst. Het is niet duidelijk of het ont
werp van Van Baurscheit dat in het najaar
1757 ter beschikking was, een rol speel
de bij de vormgeving van de uiteindelijke
tombe. De samenwerking tussen Wappe
rom en Maas plaatst het praalgraf van
Pieter Mogge hoog op de ladder van de
Nederlandse achttiende-eeuwse beeld
houwkunst.
Bij de voorbereiding van dit artikel ontving
ik hulp van verschillende archiefinstellin
gen. Aan het Rijksarchief in Zeeland en
vooral het Gemeentearchief Schouwen-
Duiveland, met de heer H. Uil en zijn