9
medewerkers, heb ik veel te danken.
Mevr. drs. C.E. Zonnevylle-Heyning heeft
vriendelijkerwijs veel ongepubliceerd
materiaal afgestaan. Ik dank alle persoon
lijke gegevens over Antoni Wapperom en
Johannes Franciscus Maas aan haar.
Er bestaan plannen om samen met
mevrouw Zonnevylle een meer algemene
publicatie over Zeeuwse grafmonumenten
voor te bereiden.
Noten
1Zie F. Baudoin, 'Jan Pieter van Baurscheit de
jonge, architect 1699-1768.' Liers Genootschap
voor Geschiedenis. Jaarboek 4, 1994, 317.
2. Titulatuur door Van Baurscheit onder bepaalde
brieven gebruikt. Zie voor zijn bemoeienis met de
tombe van Mogge Stadsarchief Antwerpen, I.B.
2115, 2116, 2117.
3. Mogge had op 20 februari 1743 bij notaris J. van
Vliet te Zierikzee zijn testament gemaakt. Hij had
zes executeurs aangewezen die ieder beloond
zouden worden met 1.200,-. Na zijn dood in
1756 waren nog drie executeurs in leven, te
weten: Jacobus van Ysselsteyn, Cornelis de Ville
en de langst levende Jacob de Witte van Eikerzee.
4. In zijn testament had Mogge de wens te kennen
gegeven dat na zijn dood een monument te zijner
nagedachtenis zou worden opgericht, indien hij dat
niet al zelf tijdens zijn leven zou hebben gedaan.
Het was geenszins ongebruikelijk om je eigen
grafmonument te bestellen. Wij zagen reeds dat
mevrouw Cau zelf de onderhandelingen met Van
Baurscheit over haar epitaaf voerde.
5. Zie over Mogge: P.D. de Vos, De Vroedschap van
Zierikzee van de tweede helft der 16e eeuw tot
1795. Middelburg 1931, 593-596; J.J. Westendorp
Boerma, 'Pieter Mogge. een merkwaardig burge
meester van Zierikzee.' Kroniek van het land van
de zeemeermin Schouwen-Duiveland, 1980, 6-11.
6. De uitvaartkosten van Mogge bedroegen in Den
Haag 3.052,- en in Dreischor 5.054,-.
7. R.A. Eilanden, Notarieel Archief Zierikzee 4234,
107; de uitspraak van het hof op 23 juni 1760
(notaris De Kanter).
8. P.C.J. van Dael, 'De grafkapel voor de ambachts
heren van Dreischor.' Kroniek van het land van de
zeemeermin Schouwen-Duiveland, 1979, 72-82;
J.L. Braber, Bezienswaardigheden in de Adriaans-
kerk te Dreischor, Dreischor (tekst onleesbaar);
eenvoud, neoclassicisme in Nederland 1785-1800.
Beeldengids Nederland, Rotterdam 1984, 264;
H.M. van den Berg, 'Het architectonisch werk van
J.P. van Baurscheit de jonge in de Noordelijke
Nederlanden.' Opus Musivum, Assen 1984, 337.
Van Dael en Scholten noemen Van Nooyen abu
sievelijk Van Norgen. Ik koos voor de spelling van
de namen van de kunstenaars zoals ze die zelf
het meest hanteerden.
9. De drie stukken bevinden zich in het Rijksarchief
in Zeeland, Handschriftenverzameling, inv.nr. 516.
10. Over technieken in de achttiende eeuw zie bijvoor
beeld F.T. Scholten, Rombout Verhulst in Gronin
gen. Uitgave van Stad en Lande, historische reeks
1/2,1983, 60 e.v.
11. Dit bedrag is verantwoord in een van de rekening
boeken van de erfenis van Mogge: op 22 mei
1758 werd voor 'de werdende tombe' aan Mattijs
van Nooyen 2.400 - betaald en op 12 augustus
daaropvolgend aan Wapperom 3.600,-. Rijksar
chief Utrecht, Familiearchief Des Tombes, inv.nr.
1434.
12. Gemeentearchief Den Haag, Doop-, trouw- en
beg raaf registers. Not. Arch. 3995, p. 366.
13. In de's Gravenhaagse Courant verschijnt op 13
april 1759 de volgende advertentie: 'J.F. Maes, mr.
beeldhouwer in 's Hage maekt bekend, dat hij met
A. Wapperom, mr. steenhouwer in compagnie
maakt en leeverd tot de civielste prijzen, al het-
geene tot de beeld- ofte steenhouwerij behooren-
de is. Dezelve presenteeren aan alle heeren hun
dienst en verzoeken haar ed., iets nodig hebben
de, met hun ordre te willen vereeren. Verder diend
deze tot sluyting van het valsch verspreyde gerugt
als of J.F. Maes de steene beeldhouwerij gequit-
eerd had.' Uit de laatste opmerking kan worden
geconcludeerd dat Maas waarschijnlijk al in 1759
niet meer gezond was.
14. Vriendelijke mededeling van mevrouw Zonnevylle.
15. Het gaat om: twee standbeelden, zijnde modellen
van de tombe van de heer Mogge van Renesse
(141); het groot scelet van de tombe van de heer
Mogge van Renesse (159); twee zinnebeelden
met het schild zijnde een model van de tombe van
de heer Mogge van Renesse (181); een dito met
portrait (182); basreliëf met boeken en inktkoker
(183); het portrait van de heer Mogge van Renes
se tot de tome (189); een dito met verandering
(190); een skelet in het klyn tot dito tombe (191);
een tombe van de heer Mogge van Renesse in 't
klyn (199). Zie Veilingboeken PBR en GH enAnto-
nius Wapperom, lapidarius en sculptor o.l.v. Van
Daalen en Wetters den Haag. Vereeniging ter
Bevordering van de belangen des Boekhandels in
Amsterdam, NV 452.
16. Van eventuele helpers in Dreischor is in de reke
ningen niets terug te vinden. Daar het werk was
aangenomen, waren de steenhouwers zelf verant
woordelijk voor de kosten die zij maakten.
17. Van Nooyen leverde in 1746 de epitaaf van Antho-
nie Nollens te Bruinisse. Hierbij besteedde hij het
snijden van de wapens uit aan Pieter Strijp. Moge
lijk was het snijden van wapens een specialiteit.
Zie H. Uil, 'Twee epitafen uit Bruinisse.' Bulletin
Stichting Oude Zeeuwse Kerken, 28, mei 1992,
14-16.
18. Zie over Van Nooyen noot 17; H. Uil, 'Zierikzeese
poortjes en gevelstenen.' Kroniek van het land van
de zeemeermin Schouwen-Duiveland 1995, 58.
Aan Van Nooyen werden in 1768 door Iman Cau
ruim 12 Vlaamse ponden betaald, terwijl hij in
1776 3 Vlaamse ponden ontving van B. Frieswyk.
Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, archief
stad Zierikzee, Legaat Mogge 1756, nr. 1146 klein
boekje 'Banco Middelburg'. Ik hoop aan Mattijs
van Nooyen een apart artikel te wijden.
19. Kon. Bib)., W. van der Lely, portefeuille met teke
ningen en beschrijvingen van grafmonumenten, 3
dln., deel 3, nr. 60.
20. Van Heemskerk speelde een belangrijke rol in de
jarenlang slepende discussie over de op te richten
academie te Zierikzee. De rector schreef een
geleerde verhandeling waarin hij de argumenten
van Zierikzee als universiteitsstad van alle kanten
belichtte. Voor die moeite ontving hij van de stad
een zilveren theeketel met komfoor en twee zilve
ren borden ter waarde van 464,-. Zie Westen
dorp Boersma, 9 (a.w. noot 5).
21. Over de dankbaarheid jegens Mogge zie en brief
van Jan Wagenaer aan de Vlissingse schepen Jan
Geupin (21 februari 1965): '...Zeeland in 't alge
meen, en de stad Zierikzee in 't byzonder zijn een
meer dan gemene achting schuldig aen de
gedachtenisse van wylen Dr. Mogge wiens liefde
tot zyn vaderland na zoo eene gifte niet gering
ende steeds dieper moet geworteld zyn
geweest...'
22. De derde tekening wordt bewaard in het Gemeen
tearchief Schouwen-Duiveland te Zierikzee. Zij is
gesigneerd J. Rodius en toont verwantschap met
de andere twee.
23. We missen slechts het masker van de dood en de
pelgrimsstaf behangen met kronen, mijters, hoe
den enz. Deze laatste is misschien verloren
gegaan; hij staat wel op de drie achttiende-eeuw-
se tekeningen van de tombe. H.K. Poot, Het groot
natuur- en zedekundigh werelttoneel of woorden
boek van ...zinnebeelden.... Delft 1750, deel I,
260-263.