17
zing voor het bestaan van een oudere,
romaanse voorganger van een gotische
kerk. Romaanse kerken werden in deze
streken veelal in tufsteen gebouwd. Het is
opmerkelijk dat de grootste hoeveelheden
secundair verwerkte tufsteen zich bevin
den in het westelijke deel van de opgra
ving en met name in de noordelijke schip
muur, in de beide oostelijke vieringpijlers
en in het westelijke deel van de noorde
lijke koormuur. Omdat het niet aanneme
lijk is dat men ver met de bij de sloop van
de romaanse kerk vrijgekomen tufsteen
heeft gesleept, zal deze ter hoogte van
het westelijke deel van de laatmiddel
eeuwse Westmonsterkerk (schip) gezocht
moeten worden.
Het bestaan van een oudere voorganger
wordt bevestigd doordat onder de vloer
van grafkelder XIV een uit tufsteen opge
bouwde fundering te voorschijn kwam.
Mogelijk gaat het hier om een restant van
de elfde-/twaalfde-eeuwse tufstenen
Westmonsterkerk. De fundering was over
een lengte van 208 cm en een breedte
van 64 cm waarneembaar. Van de tufste
nen fundering was één rechte zijde met
één versnijding van 10 cm breed zicht
baar.
De vondst van drie platen rode zandsteen
ter hoogte van de grafkelders XIX en XX
vormt, naast de gevonden tufstenen
muur, een aanwijzing voor het bestaan
van een romaanse kerk. Rode zandsteen
werd gewonnen in de bovenloop van de
Weser (Wezerzandsteen) en in de omge
ving van de Main. Rode zandsteen werd
hoofdzakelijk vanaf de elfde tot de der
tiende eeuw gebruikt voor het vervaardi
gen van altaarstenen, sarcofagen, sarco
faagdeksels en grafzerken.7
Gevonden werden onder andere een res
tant van een sarcofaagbodem (kuip) en
van een sarcofaagdeksel. Een in de
zandsteen ingehakt kruisje wijst erop dat
het sarcofaagdeksel wellicht in de goti
sche kerk als altaarsteen is hergebruikt.
Oorspronkelijk stond de sarcofaag in de
kerk of op het kerkhof. Het is echter ook
mogelijk dat de sarcofaag van elders is
aangevoerd en later, in de veertiende
eeuw, in het muurwerk van de Westmon
sterkerk werd verwerkt.
Rondom de kerk
De kerkhofmuur lag min of meer in een
cirkel rondom de kerk. Tegen de kerkhof
muur zijn aan de zuid- en noordzijde huis
jes of winkeltjes gebouwd. Een goede
datering van de kerkhofmuur en de win
keltjes is op basis van het formaat bak
steen moeilijk omdat een grote verschei
denheid aan baksteenformaten naast
elkaar gebruikt is.
Aangenomen kan worden dat de kerkhof
muur in de veertiende eeuw is gebouwd.
Aan de zuidzijde van de kerkhofmuur
werden enkele resten van keienstraatjes
gevonden. Het gaat hier mogelijk om res
ten van de oude bestrating van de Markt.
Aan de oostzijde van de kerk bevinden
zich enkele bijzondere gebouwen. Direct
tegen het koor aangebouwd ligt een vrij
groot, begin-veertiende-eeuws
gebouw. Door zijn ligging direct tegen de
kerkmuur lijkt het aannemelijk dat dit
gebouw een speciale functie had. Moge
lijk was dit gebouw de sacristie van de
kerk. Bij de Grote Kerk te Delft vinden we
een vergelijkbare situatie, echter daterend
uit de tweede helft van de vijftiende
eeuw.8
Iets noordelijker van dit gebouw ligt los
van de kerkhofmuur een grote fundering
met secundair gebruikte tufsteen en
enkele vloerresten. Waarschijnlijk betreft
het hier de restanten van een groot, veer-
tiende-eeuws gebouw dat ten oosten van
de kerkhofmuur lag.
Met name binnen de aan de zuidzijde van
de kerk staande winkeltjes werden bak
stenen vloerlagen gevonden. Soms wer
den er enkele vloerlagen boven elkaar
aangetroffen. Individuele winkeltjes zijn
moeilijk te onderscheiden; dwarsmuurtjes
binnen winkeltjes wijzen hier mogelijk op.
Aan de hand van beerputten is een indi
catie te geven van welke ambachten er in
de winkeltjes uitgeoefend werden.
Opmerkelijk was namelijk de vondst van
twee beerputten die tussen de winkeltjes
tegen de kerkhofmuur aan lagen. Deze
beerputten waren gevuld met afval dat
waarschijnlijk afkomstig is van de
ambachtslieden uit de winkeltjes. Beide
beerputten dateren, op grond van het
vondstmateriaal, uit de periode 1475-
1575. In de noordelijke beerput werd
naast veel gebruiksaardewerk een grote
hoeveelheid leerafval gevonden. Mogelijk
heeft in de buurt van deze beerput een
leerbewerker zijn ambacht uitgeoefend.
Met name de beerput aan de zuidzijde
van de kerk was wat betreft het vondst
materiaal zeer rijk. Hierin werden versier
de messen, drinkglazen, kinderspeel
goed, schoenen, pijpaarden beeldjes,
kleine steengoed kannetjes en een pel
grimsinsigne, voorstellende de Heilige
Adrianus van Geraardsbergen, gevonden.
Tevens werd er een aantal gegraveerde
koperen plaatjes gevonden, waaronder
enkele met een religieuze voorstelling.
Zouden deze koperen plaatjes het afval
van de in de bronnen genoemde platen-
verkoper zijn? Opmerkelijk ook is het
grote aantal rekenpenningen dat zich in
de beerput bevond (14 stuks!) alsmede
drie munten, geslagen in de stad Kampen
(ca. 1526).
Grafkelders
Bij de opgraving zijn vrijwel zeker niet
alle, in het opgegraven deel van de kerk,
aanwezige grafkelders gevonden. Het lijkt
aan de hand van de opgravingstekening
dat er in de zuidelijke kooromgang vrijwel
geen grafkelders liggen, hetgeen onwaar
schijnlijk is. Een en ander houdt verband
met de snelheid van het onderzoek en