7
Tweede helft negentiende eeuw
De notulen van de kerkvoogdij van 1860
tot 1900 geven slechts op enkele plaatsen
informatie over het kerkgebouw. De gevel
van het zuidelijke langschip werd in 1881
gecementeerd. Voor de verlichting van de
kerk tijdens de avondgodsdienst dienden
van oudsher de kaarsenkronen. In 1872
werd het voorstel gedaan deze slechte en
dure verlichting te vervangen door petro
leumlampen. Ook werd het oude tinnen-
goed, in gebruik bij het avondmaal, door
nieuw modieus Berlijns zilver vervangen,
waarna het oude tin zou worden verkocht.
Tegen het eind van de eeuw wilde men
een orgel, waarvoor een intekenlijst zou
rondgaan. In diezelfde tijd betekende de
bouw van een pastorie een aanslag op de
beschikbare financiën, terwijl er nodig wat
moest gebeuren aan het kerkgebouw.
In 1891 werd al gesproken over herstel
van het kerkdak en de goten en tevens
het door metselwerk steunen van de
draagbalken. In 1897 blijkt de toestand
van de draagbalken in het midden van
het gebouw zorgwekkend. Een voorzie
ning was dringend nodig. Daarom moest
de geplande zinkbekleding van de goot
aan de voorgevel maar worden uitgesteld
tot een volgend jaar. Voor meer ingrijpen
de maatregelen was men aangewezen op
steun van de overheid.
Het kerkgebouw in slechte staat
omstreeks 1900
De assistent van de bekende mr. Victor
de Stuers, Adolph Mulder, toen nog
opzichter-tekenaar, nam de situatie ter
plaatse op. Dankzij de door hem in sep
tember 1901 gemaakte foto's en schets
van de plattegrond van het kerkgebouw
kunnen wij ons het volgende beeld vor
men van de bouwkundige toestand van
rond 1900.'5
In de westgevel bevindt zich boven een
eenvoudige houten deur een dichtgemet
seld venster. Vier raampjes boven de
deur zorgden voor de toetreding van dag
licht aan die zijde van het gebouw.
Rechts van genoemde deur een gotisch
raam. dichtgemetseld, waarachter ten
tijde van de opmeting de bergplaats van
de spuiten en dergelijke te vinden was;
aan de andere zijde leidde een trap naar
de klokkentoren.
De zuidgevel van het schip was sinds
1881 gecementeerd, in grote blokken
'gevoegd'. In die tijd werd dit blijkbaar
mooier gevonden dan gerepareerde bak
stenen muren, dan wel gebeurde het om
de wand van oude baksteen een water
dichte huid te geven.16
De ingang van de kerk bevond zich
geheel links, dus direct naast de genoem
de bergplaats. Boven deze entree een
gotisch venster, van hetzelfde soort als
het drietal ramen meer oostwaarts, met
grote glasruiten en houten kozijnen.
Wij komen bij onze rondgang nu toe aan
het zuidelijk transept. De plattegrond
geeft een consistoriekamer aan, met een
ingang aan de westzijde, waarnaast het
als woning verhuurde gedeelte. De zuid
gevel van het transept laat een omvang
rijk dichtgemetseld gotisch raam zien, dit
maal met een restant van de oude raam-
tracering. Hieronder waren twee 'moder
ne' raampjes aangebracht, die de verdie
ping van de woning verlichten.
De kerk is gewit. Van de zandstenen
traceringen is niets meer te zien. Mulder
spreekt over een uit de gotische tijd stam
mende kerk, die door onvoldoende onder
houd in de latere jaren in verval is geraakt.
Noten
1. Albert Delahaye, Vossemeer Land van 1000
Heren, Ambachtsheerlijkheid Oud en Nieuw Vos
semeer en Vrijberghe. 1969; Albert Delahaye.
Archief van de Ambachtsheedijkheid Oud en
Nieuw Vossemeer en Vrijberghe 1410-1962.1965;
J. Ermerins, Eemge Zeeuwsche Oudheden uit
echte stukken, Middelburg 1784; Tegenwoordige
Staat der Vereemgde Nederlanden X, Amsterdam
1753; J. de Kanter en J. Ab Utrecht Dresselhuis,
De Provincie Zeeland, Middelburg 1824; Van der
Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlan
den, 1848; A.R.A. 's-Gravenhage, Archief Ministe
rie van Binnenlandse Zaken. afd. K. en W. 1875-
1918, mv. no. 2.04.13 dossier 1225; Rijksdienst
voor de Monumentenzorg te Zeist, opmetingsteke-
ningen, foto's en rapporten van de hand van
Adolph Mulder; C.A. van Swigchem, T. Brouwer,
W. van Os. Een huis voor het Woord, 's-Graven
hage 1984: M.D. Ozinga. Protestantsche kerken
hier te lande gesticht 1596-1793, Amsterdam
1929; Fred Hoek. Frowein en de raadhuizen van
Graft en De Rijp. uitgave van de Oudheidkundige
Vereniging Graft en De Rijp 1988; A.R.A.Archief
van de Rijksbouwkundige. inv. no. 2.04.40.07; Pro
vinciale Zeeuwsche Courant; Bouwkundig Week
blad: Bulletin van de KNOB; lerseksche en Thool-
sche Courant.
2. lerseksche en Thoolsche Courant, 3 februari 1917.
3. Thieme Becker, Lexikon XXIX, Leipzig 1935:
Xavery, Jacob IV. schilder geboren in Den Haag
1736, zoon van Jan Baptist, leerling van Jacob de
Wit, werkzaam te Amsterdam.
4. Het is onvoorstelbaar hoeveel onze monumenten-
schat in het vaderland, ook in Zeeland, te danken
heeft aan de bekwaamheid en de waarneming van
Adolph Joannes Matthias Mulder, een bescheiden
ambtenaar. Wij kunnen het verzamelde werk van
Mulder zien als een vroege vorm van bouwhisto
risch onderzoek. Hij was de rechterhand van jhr.
mr. Victor de Stuers.
5. Bulletin KNOB, 1914, p. 90.
6. Delahaye, p. 519.
7. Voorlopige lijst der Nederlandsche monumenten
van geschiedenis en kunst, dl 6. De provincie Zee
land. Utrecht 1922.
8. Delahaye, p. 520.
9. Idem, p. 520.
10. Er bestaat een titelpagina van een boek, uitgege
ven in Vlissingen in 1670: wij zien aan de voet van
de preekstoel het hekje als aparte ruimte, waarin
ouderlingen zijn gezeten. Opmerkelijk zijn het trap
je en het bordesje voor de preekstoel, vermoede-
Interieur naar het oosten. Wij zien een twee traveeën diep koor met een uit drie zijden gevormde koorsluiting. Het wand-
beschot in het koor zou eventueel geïnterpreteerd kunnen worden als ruggenschot van een bank. Een curieus genoeg
vrijstaande preekstoel (laatste kwart van de zeventiende eeuw) staat op de grens van het koor en het transept. Daar
naast een platformpje dat wij wellicht mogen beschouwen als doopstoel. een vrij zeldzaam verschijnsel in het protestant
se kerkinterieur. De koperen kaarsenkronen uit de achttiende eeuw zijn nog aanwezig maar deden geen dienst meer. Ze
werden vervangen door petroleumlampen. (Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, september 1901)