23
en gecijfer werd het besluit genomen te
zijner tijd een orgel aan te schaffen. Om
de benodigde financiën bijeen te bren
gen, zou de koster in het vervolg tijdens
de kerkdiensten collecteren voor een
orgel. De predikant zou in de gemeente
geld ophalen en een smeekbede voor
een bijdrage richten aan verschillende
hervormde gemeentes.
In 1906 was er zoveel geld ingezameld
dat de predikant in enkele bladen een
advertentie plaatste ter verkrijging van
een orgel. Hierop ontving hij een paar
zeer gunstige reacties. Op 6 september
was het dan zo ver: de predikant kon
een pijporgel, staande op een galerij,
aan de kerkvoogdij overdragen. De pre
dikant sprak de wens uit dat het orgel
mocht dienen tot opbouw van de
gemeente. De kerkvoogden aanvaard
den het met grote dankbaarheid en
betuigden de predikant hun welgemeen
de dank voor alle moeite en zorg die hij
zich had getroost om de gemeente van
Kats een orgel te verschaffen. Het was
een sieraad voor de kerk.
Het orgeltje door ds. De Voogd aan de
kerkvoogdij geschonken werd bij de orga
nist thuis geplaatst zodat hij kon oefe
nen. In 1923 kocht hij het voor 100,-
van de kerkvoogden. Met dit geld werd
een orgelfonds gesticht voor de aankoop
van een nieuw orgel. Het aangeschafte
kerkorgel was kennelijk niet al te best.
Zo was in 1913 de firma Dekker te Goes
aangeschreven met het verzoek om het
orgel te komen inspecteren, want er
haperde het een en ander.
Inmiddels had Kats weer een nieuwe
predikant en die vroeg in 1926 of de
kerkvoogden genegen waren het aan de
organist verkochte orgel terug te kopen.
Bij het zingen van de catechisanten kon
hij het niet missen daar hij niet over een
"sterke zangstem" beschikte. Het orgeltje
werd teruggekocht en wederom in de
consistorie geplaatst.
Overigens was de predikant niet erg
tevreden over het orgel in de kerk en hij
zou graag zien dat het vervangen werd.
Om aan dit verlangen tegemoet te
komen werd er een commissie gevormd
die voortvarend aan het werk ging.
Een jaar later, 29 augustus 1927, legde
de predikant verantwoording af van het
beheer inzake de orgelgelden. Hij deelde
tevens mede dat van de heer Brom uit
Utrecht een brief was ontvangen waarin
stond dat na gehouden inspectie het
orgel in orde was bevonden. De heer
Giesen uit Goes plaatste het orgel op de
versterkte galerij. Als extra zorg liet men
op vochtige dagen een petroleumkachel
bij het orgel branden. Pas in 1960 liet de
financiële situatie van de kerkelijke
gemeente het toe dat het orgel van een
elektrische windvoorziening werd voor
zien.
Het kerkmeubilair
Dominee Callenfels heeft zich niet alleen
ingezet voor een torentje op de kerk,
maar bracht ook orde in het kerkarchief.
Hij liet het oudste actaboek opnieuw
inbinden en voorzag het hier en daar van
aanvullingen. Zelf notuleerde hij zeer uit
gebreid. Bij de notulen van 1760 bevindt
zich een lijst van de in de kerk opgestel
de stoelen en banken. Hierdoor is het
mogelijk een beeld te vormen van het
interieur van de kerk.
Aan de ene zijde van de preekstoel
bevond zich het kerkenraadsbocht, aan
de andere zijde het bocht voor de magis
traat. Ter weerszijden hiervan, aan de
lange zijden, stonden het ambachtshe
ren- en het ambachtsvrouwenbocht. Ver
der stonden er in de dooptuin nog stoe
len en twee banken. Een van de lange
zijden was in beslag genomen door een
lange bank en achterin de kerk stonden
de banken voor mannen. Het middenvak
was gevuld met acht rijen stoelen die de
vrouwen tot zitplaats dienden. In eerste
instantie waren het stoelen die de kerk
gangers zelf in de kerk hadden geplaatst.
In 1788 kocht de kerkenraad stoelen en
kon eenieder zijn eigen stoel mee naar
huis nemen. Precies een eeuw later wer
den de stoelen vervangen door banken.
Een bron van inkomsten voor de kerken
raad was de verkoop en verhuur van zit
plaatsen. De voorwaarden voor de ver
koop van zitplaatsen voor het jaar 1871
zijn bewaard gebleven.23 Daarin staan
onder andere de volgende bepalingen:
iedere koper dient lid van de hervormde
gemeente te zijn en in Kats te wonen; de
stoelen worden bij opbod verkocht; de
eigenaar van een zitplaats betaalt jaar
lijks huur; de koopprijs moet binnen
veertien dagen worden voldaan; bij over
lijden, verhuizing uit de gemeente of
beëindiging van het lidmaatschap der
kerk vervalt de zitplaats weer aan de
kerk.
Uit de archieven komt naar voren dat er
verschillende keren problemen rond de
verkoop en verhuur van de zitplaatsen
ontstonden. In 1794 werden de ambachts
heren ingeschakeld om "eenige difficul-
teiten", gerezen tussen de kerkenraad en
een lid der kerkelijke gemeente over een
zitplaats, op te lossen.24 In 1876 liep een
geschil over het betalen van een gekoch
te zitplaats zeer hoog op. Jan Boone
weigerde de door hem gekochte zit
plaats te betalen. Door gebrek aan zit
plaatsen werd, nadat Boone een plaats
gekocht had, een wijziging bij de man
nenbanken aangebracht. Hierdoor was
de door Boone gekochte zitplaats iets
opgeschoven. Daar Boone ondanks aan
maningen bleef weigeren te betalen,
spande de kerkvoogdij bij het Kantonge-
Toetsenbord van het in 1927 door Giesen uit Goes geplaatste orgel.
Jfuppi'P
vii-jtian
piiilyijpj
Fortissimo o
[oBttwtiftl