22 status. Maria wordt hier voorgesteld als Regina Coeli, de koningin van de hemel. De nimbus is een algemeen-christelijk teken van heiligheid. Of de sluier een speciale betekenis heeft is niet zeker. Ma ria draagt een blauw onderkleed, terwijl haar bovenkleed grijs is. Haar wangen zijn voorzien van een rode blos. Mogelijk hebben ook deze kleuren een diepere betekenis. Rood wordt niet alleen geas socieerd met de dood, maar ook met pas sie. Blauw is de kleur van de devotie. Ook andere kleurenbetekenissen zijn overigens mogelijk. Opvallend zijn de rijke plooien van Marias gewaad. Dit geeft diepte aan de schildering. De houding van Maria is typisch voor de gotiek. Zij neigt haar hoofd iets naar rechts en haar bekken iets naar links. Zo ontstaat een enigszins draaiende, S- vormige lijn. Op deze wijze wordt een zekere beweging gesuggereerd, die goed aansluit bij het streven van de gotiek naar ruimtelijkheid. Het speelse Christuskind Het Christuskind is gekleed in een lang rood kleedje. Het lijkt alsof hij met zijn rechterhand de kroon op de slapen van zijn moeder drukt. Sommigen denken dat Christus op deze wijze Maria bevestigt als koningin. Waarschijnlijk is deze verklaring niet, want zo'n bevestiging had zij niet nodig. Bovendien bestaat er geen theo logische achtergrond voor een dergelijke voorstelling. Vermoedelijk moeten we eerder denken aan een speelse scene van het kind met zijn moeder. Ook Christus' wangen zijn felrood, misschien veroor zaakt door het vuur van het spel? Net als bij Maria staat op zijn hoofd ook een dub- belomrande nimbus. Jacobus de Meerdere Naast Maria en het Christuskind staat, te oordelen naar de dubbelomrande nimbus, een heilige. Hij heeft in zijn rechterhand een staf waaraan een schelp hangt. In zijn linkerhand houdt hij een boek. Hij draagt een lang rood onderkleed en een grijs bovenkleed, opnieuw met veel plooien. De attributen staf en schelp passen bij Ja cobus Maior of Jacobus de Meerdere, een van de Twaalf Apostelen. In de dertiende eeuw werd hij meestal afgebeeld met een zwaard. In het begin van de veertiende eeuw wordt dit zwaard vervangen door de pelgrimsstaf. Zo'n gegeven is een aanwij zing voor de datering van het graf. De schildering kan een herinnering zijn geweest aan een bezoek aan de bede vaartplaats van Sint Jacobus. Dit was Santiago de Compostella in Noord-West- Spanje. Het was een van de populairste bedevaartsoorden in de Middeleeuwen en in wezen is het dat nog steeds. Ook Aardenburgers en andere Vlamingen en Zeeuwen hebben het bezocht, misschien was de eigenaar van graf nr. VII een van hen. Laten we daar voor het denkgemak even van uitgaan (het schier speculatieve hoef ik verder niet te benadrukken). En laten we hem voor hetzelfde gemak Gilles de Pottere noemen. Bedevaarten Gilles de Pottere moet een bemiddeld man geweest zijn. Niet de eerste de beste kreeg immers toestemming begraven te worden in een kerk. Op een gegeven moment moet hij de beslissing hebben genomen om op bedevaart te gaan. Waarom weten we niet, uit devotie of dank, als persoon lijke boetedoening? (Een strafbedevaart lijkt uitgesloten, dat was niet iets om trots op te zijn, laat staan dat je zoiets vereeu wigt in je graf.) Zoals iedereen, wist ook Gilles dat aan elk bedevaartsoord een verhaal ten grondslag ligt. Niet zomaar een verhaal, maar een heilig verhaal: een stukje van Gods eigen waarheid, dat luid werd verkondigd. Maar het horen van Gods Waarheid is voor ons mensen niet Grafschildering met Maria, Jezus en Sint Jacobus. voldoende. Bij elk heilig verhaal hoort dan ook een heilig voorwerp, een relikwie. Daarin aanschouwen wij iets van het op perwezen, zijn heiligen en de verheven heid van de schepping. Heilige verhalen en heilige voorwerpen maken iets in ons los; zij zetten mensen in beweging. Men sen die ter plaatse het verhaal willen horen en ter plaatse het relikwie willen zien en zo een stukje van Gods Heiligheid hopen te ervaren. Dat is de oorsprong van de be devaarten. Natuurlijk kwamen er later ook nog andere motieven bij, zoals bedevaar ten uit avontuur of om iets van de wereld te zien, of ook als straf. Zo was dat met vele bedevaartplaatsen in Europa. Zo was het met Sluis, Damme en Aardenburg, de drie belangrijkste bedevaartplaatsen van het Brugse Oost-Vrije (ongeveer het hui dige West-Zeeuws-Vlaanderen). En zo was het ook met Santiago de Compostella. Het verhaal van Sint Jacobus Gilles de Pottere begon zijn lange reis naar het zuiden, net als alle pelgrims, in een kerk, mogelijk zelfs in de Sint-Baafskerk. Als hij het verhaal van Santiago al niet kende, heeft Gilles het van de priester daar gehoord. Santiago, begreep hij, betekent in het Spaans Sint Jacobus. Jacobus was afkom stig uit Galilea en samen met zijn broer Johannes behoorde hij tot de eersten die door Jezus geroepen waren om hem te volgen. Het tweetal nam, samen met Pe trus, om die reden een bevoorrechte plaats onder Christus' discipelen in. Ze waren onder andere getuigen van de verheerlij king op de berg Tabor en het lijden in de Hof van Getsemané. Dit alles was bekend uit de Evangeliën, van de kerkvaders en van afbeeldingen op kerken. Volgens de traditie ging Jacobus na de dood, herrijzenis en hemelvaart van Christus naar Spanje. Daar predikte hij zeven jaar lang het christendom en velen bekeerde hij met zijn wonderen. Na zijn verkondiging in Spanje keerde hij terug naar Palestina. Daar werd hij in het jaar 44 in opdracht van koning Herodes Agrippa gegrepen en vervolgens onthoofd. Zo werd Jacobus de eerste martelaar-discipel. Zijn stoffelijk overschot zou via het Ca- tharinaklooster in het Sinaïgebergte naar Spanje zijn gebracht en daar begraven. In de loop van de eeuwen werd de plaats van zijn graf vergeten, tot het in 813 (of 822) op wonderbaarlijke wijze werd terug gevonden. Het werd via een lichtgevende ster boven een veld en door engelenzang aan een kluizenaar geopenbaard. Vandaar de mooie naam: Sint Jacobus van het sterrenveld of in het Spaans: Santiago de Compostela. De faam van Jacobus nam in deze eeuwen gestaag toe, vooral door zijn hulp in de strijd tegen de moslims in Spanje. Soms ging hij de christenen op het slagveld zelfs voor in de strijd. Daaraan ondeende Santiago zijn bijnaam Matamoros, Mo- rendoder. De succesvolle Reconqtiista of herovering van Spanje op de moslims meenden de christenen aan Santiago te danken te hebben. Het voorwerp Ook Gilles werd natuurlijk verteld van het lichaam van Sint Jacobus. En als hij het niet al wist of in Aardenburg te horen kreeg, dan vernam hij het wel tijdens zijn reis van zijn medepelgrims. Want bede varen doe je - per schip of te voet - niet alleen, maar in gezelschap althans in de middeleeuwen was dat zo. In tegenstelling tot vele andere plaatsen wordt in Santiago niet een stukje van het lichaam van de heilige bewaard, maar, zoals men er zelf vertelt, het gehele stoffelijke overschot (hoewel op vele andere plaatsen handen, voeten, haren, tanden en dergelijke van Sint Jacobus bewaard werden). In de negende eeuw bouwde men vlakbij het graf een klein heiligdom, dat in de tiende eeuw door Spaanse moslims werd ver woest. Omstreeks 1075 werd de kerk van Santiago vervangen door een kathedraal. Het inwendige werd opgesierd met een prachtige doorgang en met talrijke reliëfs en beeldhouwwerken. Daarna heeft de kathedraal een indrukwekkende kerkschat opgebouwd, vooral natuurlijk dankzij de talloze pelgrims, die de kerk in de loop van de eeuwen hebben bezocht. Onder hen was meer dan een half millennium geleden mogelijk ook de eigenaar van het beschilderde graf in de Sint-Baafskerk die we voor het gemak Gilles de Pottere heb ben genoemd. Nadat hij zijn verre bedevaart met succes volbracht had, reisde Gillis terug naar Vlaanderen. Na zijn terugkeer in Aarden burg moet hij ongetwijfeld in de achting van zijn stadsgenoten gestegen zijn. Nu hij het graf van de heilige met eigen ogen gezien had, straalde Jacobus' heiligheid ook een beetje op hem af. Waarschijnlijk heeft hij enige aandenkens uit Spanje mee genomen, religieuze souvenirs die hem dagelijks aan de heilige herinnerden. Pel grimsinsignes van Santiago zijn inderdaad in Aardenburg gevonden. Mooier echter nog is de schildering. Geloofsverkondiger en patroonheilige Over de schildering is nog niet alles ge zegd. Want hoewel Sint Jacobus vooral bekend staat als pelgrimsheilige, wordt hij op de grafwand niet in de eerste plaats afgebeeld als bedevaartganger. Als dat de bedoeling van de overledene zou zijn geweest, dan waren waarschijnlijk ook andere pelgrimsbenodigdheden geschil derd, zoals een reistas, een lange pelgrims mantel, een breedgerande bedevaartshoed en een fleskalebas. Het boek in zijn hand is het Nieuwe Testament en een symbool van de verkondiging van het Evangelie. Ook het kleine formaat van de staf is een aanwijzing dat het pelgrimsaspect bijzaak is: het is geen 'gebruiksinstrument', maar slechts een herkenningsteken. Omdat Sint Jacobus niet afgebeeld wordt als pelgrim ligt de nadruk waarschijnlijk op een an dere functie, namelijk die van de geloofs verkondiger en patroonheilige. Dat heeft mogelijk iets te maken met de persoonlij ke geschiedenis en maatschappelijke posi tie van degene die in de grafkelder begra ven werd. Sint Jacobus was bijvoorbeeld patroonheilige van hoedenmakers, wevers, arbeiders, lastdragers en molenaars. Ook anderen, waaronder soldaten, reizigers en natuurlijk pelgrims, genieten zijn bescher ming. Misschien bekleedde de overledene een van die ambachten en posities. Oudste schilderkunst Gilles de Pottere heeft zijn heilige laten schilderen in zijn graf, omdat hij een bijzondere band met hem had en omdat hij geloofde dat hij onder de speciale zorg van Sint Jacobus stond. Het is een mooie schildering, die in kwaliteit zeker niet onderdoet voor de andere in de Sint- Baafskerk. Samen met deze behoort hij tot de misschien wel oudste voorbeelden van middeleeuwse schilderkunst in de Ne derlanden. Helaas kennen we de naam van de schilder niet. Hij en zijn collega's deden Grafschildering met Maria, Jezus en Sint Jacobus, detail.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2019 | | pagina 12