k
XWbtSCHÊ oce,
SüLN/ATRA
16
Portret op doek, De Dominee,
hoogstwaarschijnlijk ds.
Veekmans. Niet gesigneerd.
(Foto L.M. van der Gouwe.)
najaar en de winter door de slechte wegen
een geïsoleerde ligging had. Ze gingen er
in het voorjaar van 1832 wonen in de pas
torie die stond tegenover de kerk ter plaat
se van de huidige pastorie.9^ Een dominee
in Oudelande hoefde geen huishuur te
betalen, maar hiermee werd wel rekening
gehouden bij het salaris. Dit zal ook bij
ds. Veekmans het geval zijn geweest. Op 1
februari 1833 werd het domineesechtpaar
verblijd met de geboorte van een zoon die
ze Johannes noemden.10) Maar hun geluk
was van korte duur. Ruim 4 maanden
oud, overleed hun eerste kind op 18 juni
1833.111 Het echtpaar werd op 17 decem
ber van dat zelfde jaar nog gezegend met
dochter Adriana Wilhelmina.12-
Vertrek naar Oost-Indië
Op 16 mei 1835 diende ds. Veekmans zijn
ontslag in bij Oudelande en de Classis
van Goes en nam afscheid. Dit omdat ds.
Veekmans zich vanaf de volgende dag had
verbonden aan een kerkelijke gemeente
in Oost-Indië.13) Hij preekte tijdens deze
gelegenheid op 17 mei over Handelingen
2 17-38. De preek begon met vers 17:
Maar hij zond van Milete naar Efeze, en
hij ontbood de ouderlingen der Gemeente
en eindigde met vers 38: Zeer bedroefd
zijnde, allermeest over het woord, dat hij
gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet
meer zien zouden; en zij geleidden hem
naar het schip.
Een zeer toepasselijke tekst die gaat over
het afscheid van de ouderlingen van Éfeze,
waarbij Paulus afscheid neemt en vertrekt
per schip. Dat ds. Veekmans inderdaad na
zijn vertrek naar Oost-Indië nooit meer
terug zou komen, kon toen nog niemand
vermoeden. Wanneer het domineesecht
paar met hun dochtertje Oudelande heeft
verlaten is niet bekend. Het lijkt erop dat
er wat vertraging is ontstaan in de aanvang
van de reis naar Oost-Indië. Tijdens een
vergadering op 1 juli 1835 van de Alge
mene Synode werd door de algemene
synodale commissie het volgende gemeld:
Eindelijk is ook Ds.J. Veekmans, Predikant
te Oudelande, voor de dienst der Oost-
Indische Kerken benoemd en gereed, om
eerstdaags de reis naar de Oost-Indien aan
te nemen.14 De reden van de vertraging is
niet achterhaald, maar deze bleef ook nog
ruim na juli aanhouden. De familie Veek
mans vertrok uiteindelijk op 1 september
1835 per schip vanuit Hellevoetsluis naar
Oost-Indië.I5^ In de advertentie die zij in de
Overzicht van Nederlands-lndië. Op
de kaart zijn de plaatsen aangegeven
die betrekking hebben op dit
artikel. Om een idee te geven wat
de reisafstanden waren binnen
Nederlands-lndië, dat circa 42 keer
zo groot was als Nederland, in
de linkerhoek een afbeelding van
Nederland. (L.M. van der Gouwe.)
krant plaatsten staat dat De Ondergeteek-
enden, niet in de gelegenheid geweest zijnde,
bij hun vertrek uit het Vaderland, van alle
hunne vriendschapsbetrekkingen persoonlijk
afscheid te nemen, kiezen daartoe dezen
weg en wenschen hun een hartelijk vaarwel
toe, zich in hunne voorbede en bestendige
vriendschap aanbevelende. De vertraging
zou te wijten kunnen zijn aan de schermut
selingen als uitloper van dejava-oorlog.
Java-oorlog
Dejava-oorlog duurde formeel van 1825
tot 1830, maar nadien waren er nog regel
matig schermutselingen. Het was een con
flict in Midden-Java en werd ingegeven
door de ontevredenheid van de inheemse
bevolking uit de vorstenlanden Jogjakarta
en Soerakarta over vele aspecten, onder
andere landverhuringen, tolpoorten, auto
ritair en slecht beleid enzovoort, door de
koloniale regering van Nederlands-lndië.
De opstand werd geleid door prins Dipo
Negoro. Doordat de prins de heilige oor
log (Jihad) predikte, werd de overwegend
islamitische bevolking opgezet tegen de
christelijke minderheid. Om dit kracht bij
te zetten schreef prins Dipo Negoro onder
meer in zijn bevelschrift: Ik gelast alle
districtshoofden voortaan geen belasting
meer te betalen maar die aan te wenden
als middelen om de Christenen van het
eiland te doen verdwijnen en ook om al
len, die de leer van Mohammed niet willen
omhelzen, te vermoorden. De oorlog kostte
naar schatting ruim 200.000 levens. Hier
bij waren circa 15.000 soldaten van het
koloniale leger te betreuren, ongeveer de