18
Stoomschip Z.M. Willem I
Het radarstoomschip Zijner Majesteit
Willem werd gebouwd in 1827 in Am
sterdam als passagiersschip voor 70 pas
sagiers. Het schip werd uitgevoerd met
twee cilinders en had een vermogen van
120 PK. Het was 41,6 meter lang en 6
meter breed. Het schip werd ingezet voor
de vaart tussen Amsterdam en Hamburg.
Rond 1835 werd het schip verkocht aan
het Gouvernement van Nederlands-Indië.
Na deze aankoop werd het schip gereed
gemaakt voor de reis naar Indië. De ra
deren werden afgenomen en het schip
werd verbouwd tot zeilschip. De Willem I
vertrok op 7 oktober 1835 vanuit Texel en
voer via de Kaap de Goede Hoop naar een
scheepswerf op het eiland Onrust in de
Javazee. Dit eilandje is gelegen vlak voor
de kust van Batavia en de Willem Ikwam
daar op 3 februari 1836 aan. Een zeer
voorspoedige reis die slechts vier maanden
duurde. Op de scheepswerf werd de Wil
lem /weer tot stoomboot ingericht om
troepen te verplaatsen.28)
De reis naar Amboina
Aanvankelijk zou uitgevaren worden op
18 april 1837. Wegens een defect aan
het stoomwerktuig werd dat enige tijd
uitgesteld. Op 26 april was het zover.
Stoomschip Willem vertrok vanuit de
haven van Sarabaya, met als commandant
de luitenant ter zee honorair (kapitein)
Johannes Lammleth, om sop te kiezen
naar de baai van Amboina.29) Dat moet
toch wel een bijzondere gebeurtenis zijn
geweest, want stoomschepen waren toen
nog een zeldzaamheid. Aan boord was een
gemengd gezelschap, dat bestond uit equi
page, een detachement troepen en pas
sagiers.30^ Merendeels waren het mannen,
maar er was ook een aantal vrouwen en
kinderen aan boord. Verder waren er ook
spullen (huisraad), proviand en paarden
aan boord.31) Het totaal aantal mensen be
droeg 140 personen, tweemaal zoveel als
waar het schip eigenlijk op berekend was.
Onder hen was ds. Johannes Veekmans
met zijn vrouw Wilhelmina Veekmans-
Godefroij en hun dochters Adriana en
Elizabeth, op dat moment respectievelijk
ruim 3 jaar oud en een halfjaar oud. Op
het schip hadden zich ook ingescheept
Francois de Stuers met zijn vrouw Adriana
de Stuers-de Koek en hun vier kinderen,
waarvan de oudste 7 jaar was. Francis
de Stuers, die in de tussenliggende jaren
bevorderd was van adjudant ten tijde van
de Java-Oorlog tot luitenant-kolonel, was
inmiddels benoemd tot gouverneur van
de Molukko s, de huidige Molukken. On
danks tegenwind, tegenstroom en opont
houd, waarbij de machinisten verplicht
waren om kleine herstellingen aan het
stoomwerktuig te repareren, verliep de reis
voorspoedig. Op vrijdagmorgen 5 mei was
Brandend eiland in zicht. Dit betrof waar
schijnlijk de stratovulkaan op het eiland
Damer. Dit betekende dat het mogelijk
was om de andere dag in de avond de baai
van Amboina te bereiken. Het liep echter
heel anders.
Schipbreuk op de Lucipara's
In de nacht van 5 op 6 mei rond half
twee ontwaakte iedereen door drie ach
tereenvolgende schokken. De Willem
I was op een koraalbank gevaren en zat
muurvast. Het achteruit laten draaien van
de schepraderen en andere middelen om
weer vlot te raken werden tevergeefs in
gezet, het stoomschip bleef onbeweeglijk
vastzitten. Toen het licht werd, was er een
uitgestrekte dorre koraalplaat te zien die
aan alle kanten door rotsen was omgeven.
Omdat het schip elk moment kon wor
den verbrijzeld door de branding, werd
besloten dat de vrouwen en kinderen van
boord gingen, samen met een paar man
nen, waaronder ds. Veekmans, de officier
van gezondheid en een paar soldaten. Om
de koraalplaat te bereiken ging men in de
sloep. Toen die door de ergste branding
heen was zat de sloep vast op het rif en
moest men nog een half uur tot aan de
armen door het water lopen over scherp
koraal. De Stuers bleef nog aan boord. De
commandant van de Willem luitenant
Lammleth, die zwaar gebukt ging onder
de scheepsramp, was onvoldoende be
kwaam voor het bedenken en uitvoeren
van bevelen. Toen bleek dat een aantal
militairen tot muiterij wilde overgaan en
zich meester wilde maken van de drank
voorraden, omdat zij geen redding mo
gelijk achtten, greep De Steurs in. Onder
zijn bevel keerde de rust weer. De Stuers
moest vanwege zijn verantwoordelijke
functie verplicht een rapport bijhouden,
maar liet dit zijn vrouw Adriana doen.
Dankzij haar verslaglegging zijn veel de
tails van de reis en de schipbreuk bekend.
Twee dagen moesten de vrouwen en
kinderen zich zeer behelpen op de grond
van scherpe koraalsteen, overdag in de
brandende hitte en in de nacht blootge
steld aan regen en harde windvlagen. Met
de sloep werd wat hard brood, gekookte
rijst en drinkwater gebracht. Verder moes
ten ze leven van krabben en zee-oesters,
die werden geschroeid in het vuur. Bij de
koraalplaat trof men resten van een ander
scheepswrak en zeildoek aan. Hiervan
werd een kleine tent gemaakt om zich zo
tegen de warmte van de dag en de koelte
van de nacht, zoveel als mogelijk, te be
schermen. De eerstvolgende dagen vond
men nog enkele schildpadden. Hiervan
kon prima soep worden gekookt, maar
daarna verdwenen die. De laatste poging
om de Willem Ilos te krijgen mislukte
op maandag 8 mei, zodat gevreesd moest
worden dat het schip kapot gebeukt zou
worden in de branding en alles verloren
zou gaan. Daarop werd besloten de troe
pen en voorraden te ontschepen. Dat was
een moeilijke operatie.
Magazijn met proviand
De Stuers plaatste de militairen tijdens
laagwater op 30 passen uit elkaar, vanaf
het schip tot bij het primitief opgerichte
magazijntje op het koraal. Op deze wijze
werden de spullen van de ene naar de
andere overgedragen. Al wat te zwaar
was ging verloren, doordat de meeste
militairen tussen de rotsen struikelden en
omvielen. Hierdoor ontstonden ook ver
wondingen aan de benen. Meer dan een
uur kon er niet gewerkt worden, omdat
de militairen dan doodop waren. Ook bij
laagwater in de nacht werden, zoveel als
mogelijk, levensmiddelen aangevoerd.
Door de kwetsuren en het verliezen van
de schoenen werd het steeds moeilijker
om dit vol te houden. Door de inspanning
van een aantal passagiers en een paar mi
litairen lukte het om toch nog meer le
vensmiddelen en drinkwater van boord te
halen. Later waren de inlandse matrozen
veel van dienst om al zwemmend zaken
aan te voeren, die dan door de militairen
bij de branding werden aangenomen en
op de koraalbank gebracht. Op deze wijze
lukte het een klein magazijn aan te leg
gen met wijn, hammen, worst, bier, vaten
meel, likeuren, boter, suiker en thee. De
Stuers stelde een systeem in om het eten
en drinken dagelijks zo zuinig mogelijk
aan iedereen te verdelen. Verder werd ge
regeld dat de militairen s nachts de wacht
moesten houden bij het magazijn, maar
dat was geen succes. Ze boden geen weer
stand en gingen zich aan drank te buiten.
Toen werd besloten dat de passagiers de
wacht moesten houden en om de twee
uren losten zij elkaar af. Het was mevrouw
Veekmans-Godefroij die als eerste de
wacht hield.