20
s Ochtends vroeg, tijdens afgaand water,
liet men de plank de zee opdrijven. We
kunnen er wel vanuit gaan dat ds. Veek-
mans hierbij enkele woorden gesproken
zal hebben.
De Stuers had ook enkele paarden mee
genomen op het schip. Het lukte om de
paarden tot 15 mei in leven te houden,
hoewel ze nauwelijks eten en drinken kre
gen. Toen duidelijk werd dat de paarden
het niet gingen halen, werd het magere
vlees smakelijk genuttigd. Een gedeelte
werd ingezouten en een gedeelte werd
gedroogd. Alles was erop gericht dat men
zuinig aan moest doen, omdat een redding
niet in beeld was.
Na 22 mei waren de zwaarste stormwin
den gaan liggen. Er werden nieuwe plan
nen gemaakt om te overleven. Men wilde
erop uittrekken om op de buureilanden
van de Lucipara-groep zoet water en
schildpadden te zoeken. De tweede, klei
nere sloep die nog over was werd daartoe
ingericht. Wadend, zwemmend en lopend
ging met erop uit. Pas na 36 uur afwezig
heid keerde de sloep terug. De achterblij
vers waren ongerust, omdat gedacht werd
dat de bemanning op de sloep veel sneller
terug zou keren. De onderneming werd
rijkelijk beloond. Er waren schildpadden
in overvloed, men had ook zoet water aan
getroffen en bloemen.
Derde reddingsplan
De kleine sloep bleek veel steviger dan
gedacht. Met dit in het achterhoofd werd
een volgend plan gemaakt. Besloten werd
om met het sloepje naar Amboina te varen,
eigenlijk het eerste plan. Na veel gediscus
sieer met andere deskundigen, meende De
Stuers dat het plan kans van slagen had,
ondanks de harde moessonwinden. Er was
nog de beschikking over twee zeekaarten,
waarop het vermoedelijke punt werd aan
getekend waar men zich bevond. De sloep
werd verhoogd met repen koper van het
wrak van de Willem en er werd een klein
tentje aangebracht, zodat de stuurman aan
het roer droog zou kunnen staan. Met deze
voorbereiding vertrok de sloep op 26 mei
om 7 uur in de ochtend, tijdens afgaand
tij. De beslissing was risicovol, omdat de
achterblijvers nu niet meer de beschikking
hadden over een bootje. Aan stuurman
Katz werden zes brieven in het Maleis
en Hollands meegegeven van De Stuers,
die in Amboina aan een gezaghebbende
ambtenaar moesten worden overhandigd.
In de brieven werd een geldelijke beloning
toegezegd aan degene die de positie van
de schipbreukelingen aan de Nederlandse
gezaghebbers kenbaar zou maken. Tot op
dat moment had er steeds een noordoos
ten of een zuidoosten wind gewaaid. Na
het vertrek van het sloepje kwam er een
westenwind opzetten, die de gehele dag
bleef aanhouden. Dit werd als een goed
voorteken beschouwd.
Redding nabij
De volgende dag zag men in het oosten
een vaartuig. Iedereen was in opperbeste
stemming en er vloeiden tranen van ont
roering en blijdschap. Commandant
Lammleth was de avond tevoren nog naar
het wrak van het stoomschip gegaan om
hout te halen, zodat een vlot gebouwd
kon worden. Ongeduldig stond men te
wachteh, totdat het vaartuig de schip
breukelingen meer zou naderen. Maar tot
hun teleurstelling zag men het vaartuig
van koers wijzigen, zodat het niet richting
de riffen zou varen, s Avonds en 's nachts
liet men nog een groot vuur branden in
de hoop dat dit opgemerkt zou worden.
Bij het aanbreken van de dag keek een
groot aantal schipbreukelingen naar de
zee, maar het vaartuig was nergens meer te
bespeuren.
Redding door de Nautilus en de Erich
Op 7 juni werd in de namiddag in het oos
ten een vaartuig opgemerkt dat koers zette
naar de verblijfplaats van de schipbreuke
lingen. Iedereen was blij om dit te zien,
maar ook terughoudend gezien de recente
teleurstelling dat men niet opgemerkt was.
Aan de twijfel of ze gezien werden, werd
een eind gemaakt, doordat er eensklaps
een kanonschot klonk. Dit schot werd
gevolgd door nog twee andere schoten
met tussenpozen van een paar minuten.
Ondertussen werd er druk gespeculeerd
of de redding het gevolg was van de be
houden aankomst van het sloepje dat naar
Aunboina was gezonden. Het vaartuig
bleef de richting van de schipbreukelingen
aanhouden met af en toe een kanonsalvo.
Iedereen was in de beste stemming en De
Stuers kreeg de nodige gelukwensen voor
deze gebeurtenis toebedeeld. Verder werd
ingestemd met de verzoeken om meer rijst
en wijn te verdelen.
s Avonds werd een groot vuur aangelegd
en de gehele nacht onderhouden.
Zodra het de achtste juni licht werd
probeerde iedereen het vaartuig weer te
zien, maar het werd niet gelijk waarge
nomen. Rond 8 uur 's ochtends was de
oorlogsbrik duidelijk in het zicht van de
klip en werden er sloepen gezonden naar
de schipbreukelingen. Toen de sloepen
wat dichterbij kwamen zag men stuurman
Katz samen met een officier in een sloep.
De Stuers was er toen zeker van dat de
brik de Nautilus was die in Amboina was
gestationeerd. Men vernam van stuurman
Katz dat hij vijf dagen en vijf nachten over
de tocht naar Amboina had gedaan en het
geluk had gehad een baai binnen te varen,
zonder te weten waar hij was. Toen de
brief was overhandigd kwam alles in een
stroomversnelling. De afgetuigde Nautilus
werd in de nacht onder hevige stortregen
in orde gebracht om de schipbreukelingen
te gaan redden. Vanwege het slechte weer
en het oude tuig moesten er meerdere
pogingen worden ondernomen om uit te
varen van Amboina.
Die dag was de branding te hevig om van
het koraalrif te vertrekken. Besloten werd
tot de volgende dag te wachten. In de
middag kwam er nog een particulier schip,
de Erichaanvaren die, door gebrek aan
een ander oorlogsvaartuig, was ingehuurd.
Aan boord van de Erich bevond zich de
magistraat en fiscaal van Ajmboina, de
heer De Riemer. Te midden van de blijd
schap vond er een bedroevend voorval
plaats. Machinist Mosselman was overle
den door de ontberingen. Ook deze over
ledene werd op een stuk plank, in linnen
genaaid, aan de golven ten prooi gegeven.
Het lijkt logisch dat wederom ds. Veek-
mans betrokken is geweest om de laatste
eer te bewijzen aan de machinist.
Vertrek schipbreukelingen van de
Lucipara's
Op 9 juni rond 7 uur werden onder gun
stige weersomstandigheden de sloepen
van de Nautilus te water gelaten onder een
seinschot. Ook de Erich zond de sloepen
af. De vrouwen met de kinderen en de
overige passagiers mochten als eersten
inschepen. De militairen hielpen om
de vrouwen en kinderen te dragen en te
ondersteunen. Dit zal ook het geval zijn
geweest bij het gezin Veekmans.
De hoogzwangere mevrouw De Steurs-de
Koek was er slecht aan toe. De sloepen
kwamen tot de branding maar konden
daar niet te lang blijven liggen, omdat
ze vol water raakten. De schipbreukelin
gen moesten dus op tijd in de branding
klaar staan. Ook de sloep verlaten en
aan boord klimmen was een hachelijke
onderneming. Toen mevrouw De Steurs-
de Koek aan boord was van de Nautilus
viel ze afgemat bewusteloos neer door