H ioM_ R.ATTE grond van kerk en toren te Waarde MEI19^9' 'N8"!»» IAMELUr.<i TVLEHJNTY E1V5 M DEN. TRA. RESIST**; stSS— ^r~rJk deel van de stenen van de verwoeste kerk van Schakerloo is gebruikt voor de bouw van de noordbeer in de vesting van de stad Tholen. Het kerkhof van Schakerloo is in 2002 aangewezen als archeologisch monument. In 2004 vond er de laatste teraardebestelling plaats.5 4. Waarde, voormalige Onze-Lieve-Vrouwekerk, 10 april 1589 Zoals in Baarland een uit drie beuken bestaande hallenkerk met aan de westzijde van de middelste beuk een toren verrees, is dit in Waarde waarschijnlijk ook de be doeling geweest. Het is er echter niet vol ledig van gekomen, er zijn geen aanwijzin gen dat de noordelijke beuk ooit gebouwd is. Het bleef bij een tweehallenkerk, met de toren voor de meest noordelijke hal; een ruimte die meer dan voldoende was voor de niet al te grote parochie. Zes jaar nadat in 1583 met de komst van ds. Guilhelmus Kamerlink de Reformatie in Waarde officieel gestalte had gekregen, sloeg voor het kerkgebouw het noodlot toe. Blikseminslag was op 10 april 1589 de oorzaak van een brand die de kerk voor een groot deel verwoestte. Bij A.J. van der Aa lezen we er het volgende over: De Spaanscbe krijg, die aan dezen oord vooral gewoed beeji, zal het kerkgebouw eerst in verval hebben gebragt, daarop volgde dat bet door eenen bliksemstraal, den 10 April 1589 aangestoken, geheel afbrandde. Het werd herbouwd, doch ingekort en kleinder dan voorheen hersteld; de bestierders der kerk verzochten in het jaar 1592 aan 's Lands Staten vrijdom van den hondersten penning...6 Goes. Door de baljuw Michiel van Baarland werd in 1621 een gebrandschilderd raam, met daarin centraal een voorstelling van de brand, aan de kerk geschonken. Het was vervaardigd door de Middelburgse glasschil der Pieter van Meldert en werd geplaatst in de westgevel van de herbouwde kerk. Het is in tekening bewaard gebleven. (Zeeuws Archief, Zelandia lllus- trata, deel II, nr. 1438). Alleen de zuidelijke beuk, als zijnde het minste verwoest, werd weer opgebouwd. De in de noordelijke wand hiervan op genomen pilaren, die oorspronkelijk de scheiding tussen de beide beuken vorm den, herinneren aan de vroegere situatie. Door het niet herbouwen van de noorde lijke beuk staat de toren sindsdien terzijde van de kerk.7' 5. Goes, Grote of Maria Magdalena- kerk, 11 september 1618 Int jaer ons Heeren Jesu Christi als men schreeffXVIc ende Achthijene den XI September wesende eenen dinsendach omtrent ten een uijren naer middach es degroote kercke staende binnen dese Stadt met eenen grooten brant ontsteecken ende dat overmidts den schalijedeckergenaempt Hans Henricxssz t'vijer dat hem noodich was tot t'sonderen vandegooten qualijck die voormiddach hadde bewaert. Welcken brant soo subijt es aengegaen dat t'gansche deck metten tooren soo vande oude [het schip] als nijeuwe [het koor] kercke binnen den tijt van drije uijren werdegeconsu- meert ...s) Met deze woorden begint het bestek voor de wederopbouw van de Grote of Maria Magdalenakerk, nadat deze door de onvoorzichtigheid van de dakdekker/ loodgieter Hans Henricxssz door de vlammen grotendeels was verwoest. Het was een groot voordeel dat het op 11 september zeer rustig weer was. Hierdoor bleef de omringende bebouwing volledig gespaard. Hét dak brandde over de totale lengte af met de aan de westzijde gebouwde toren, maar het koor bleef verder intact, met de gewelven, evenzo de beide gevels van het transept. De gewelven, de muren en de meeste pilaren van het uit de veertiende eeuw daterende schip stortten in, even als de gewelven van het transept. Het stadsbestuur besloot snel na de brand dat then sulcken schoon edijicium nyetgeheel soude laten vergaen, daermede dat de stadt gansch soude gedeformeert sijn. De kerk was voor de stad statussymbool bij uitstek en dat diende in de allure van het gebouw tot uitdrukking gebracht te worden. Het was nu de gelegenheid om dat extra te benadrukken. Door de ondergang van de stad Reimerswaal in de zestiende eeuw was Goes gepromoveerd tot de derde stemhebbende stad van het gewest Zeeland en dat wilde het stadsbe stuur ook op deze manier laten weten. 'V/////A «.KLAP. Waarde. De plattegrond van de kerk laat duidelijk zien dat door het niet herbouwen van de noordelijke beuk de toren naast de kerk is komen te staan. Tekening A. Klap, 1929. (Zeeuws Archief, Zelandia lllustrata, deel II, nr. 1647). Men liet bestekken maken om de kerk zo veel mogelijk te herbouwen, met als voor beeld het koor. Om deze reden moest het aanmerkelijk oudere en lagere schip hoger worden opgebouwd. De twaalf nieuwe pilaren dienden daardoor ook zwaarder en hoger te worden. Opmerkelijk is dat men besloot de verwoeste toren niet te herbouwen. Hiervoor in de plaats kwam een, in verhouding tot de omvang en de hoogte van de kerk, tamelijk kleine vieringtoren.91 6. Veere, Grote Kerk, 25 mei 1686 O grote onvoltooide van Veere, gedurfd samenspel van taaie onverzettelijkheid en pure grootheidswaan We lezen dit in een gedicht van Mirja Muurling, opgeno men in het boek Zeven eeuwen Veere van Pieter Fagel. In een brochure over de kerk schreef dr. C.A. van Swigchem in 1975: De Grote Kerk, verlaten gigantInder daad, onvoltooid ondanks alle plannen en inspanningen tijdens de bloeitijd van de stad. Vooral de forse torenstomp is er een stille getuige van. En dan: verlaten gigant, ook niet mis te verstaan. Twee typeringen die tot nadenken stemmen. Het zijn zoals gebruikelijk door de eeu wen heen ups en downs, die als ijkpunten in de geschiedenis van een kerkgebouw fungeren. Het mag echter een wonder heten dat we de grootsheid van deze kerk vandaag de dag nog kunnen aanschouwen, want wat heeft het gebouw veel moeten meemaken. Het toppunt van de 'downs' was wel het besluit van de Hervormde gemeente in 1827 om de in een desolate toestand verkerende kerk maar af te bre ken. Het gemeentebestuur heeft er een stokje voor gestoken. Op zaterdag 25 mei 1686 waren schalie dekkers en loodgieters aan het werk op het dak van de kerk, toen aan het eind van de middag brand uitbrak. Er was niets tegen te beginnen, aan het eind van de dag lag een groot deel van de kerk in puin. Uit twee direct na de brand door het stadsbestuur geschreven brieven krijgen we een nauwkeurig beeld over het ont staan van de brand en wat de oorzaak geweest kan zijn. Deze brieven bevinden zich in het archief van de stad Veere, inventarisnummer 1548. Het betreft ten eerste een brief aan de markies van Veere, prins Willem III van Oranje. Het eerste deel hiervan luidt als volgt: Doorluchtige, hooghgeboren vorst, genadige heere, Het heeft Godt Almachtig belieft dese u hoog- heits stad Veere met eenen jammerlijcken brandt te besoucken, die sijn aanvanck naar 't uijterlijckgelaet ontstont in't midden van de kruijskercke en sloegh de vlamme ontrent ten vijffuijren gisteren na de middagso subijt uijt het middelste toorentie, daer de kleijne clocke in hanght dat kort daar aan het selve toorentie instorte en voorts de ge- heele kercke in den tijt van vier uijren gansch en t' eendeimael, sonder dat eenige menschen hulp tot het salveren van de selve dienst konde doen in asschen gelegt sonder dat men den oorspronk tot noch toe niet sekerlijck heeft konnen uijtvinden De brand ontstond om vijf uur in de mid dag in het midden van de Grote Kerk. Kort daarna stortte de vieringtoren in en verspreidde de brand zich ook over de aangebouwde Kleine Kerk en de Schotse Kerk. Het had niet veel gescheeld of de hele stad was in een assie en puijnhoop door 't vier kortelijck verandert. Blijkbaar was men over de oorzaak van de brand nog niet zeker. De tweede brief werd daags na de brand verstuurd aan baljuw Rademaekers van Middelburg, met het verzoek om uitle vering van twee personen. Onderzoek had uitgewezen dat de schuld van het afbranden van de costelijcke kercke lag bij Veere. Gezicht op Veere, met dikke rookwolken boven de stad, veroorzaakt door de brand in de Grote Kerk. Schilderij, toegeschreven aan Gerrit Pompe (ca. 1645-1696), Museum De Schotse Huizen. (P. Fagel, Zeven eeuwen Veere).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2021 | | pagina 4