EEN ONBEKENDE DUBBELGANGER
waarom de Knautiabij niet op de andere
plaatsen in Zeeland gevonden is?
Kansen voor de toekomst?
Het lijkt erop dat de populatie Knautiabij van
Terneuzen beschouwd moet worden als een
relict van een omvangrijker populatie in het
verleden. Van belang in dit verband is dat de
Knautia in de afgelopen decennia zeer sterk in
aantal teruggelopen is en dat er momenteel
sprake is van een behoorlijk verbrokkelde
verspreiding. Dat maakt de kleine aanwezige
populatie uiterst kwetsbaar. Om de bij voor
Zeeland te behouden moeten we in de eerste
plaats voorkomen dat de plant nog meer
achteruit gaat. Een verdere verruiging van de
vegetatie moet worden tegengegaan. Het gaat
dus vooral om een consequent maai en
hooibeheer. Een verkeerd geplande maaibeurt
in de bloeiperiode van de plant kan direct al
fataal zijn! Hierbij zitten we wel met een lastig
aspect. De eigendomssituatie van de sloot en de
aangrenzende bermen is nogal versnipperd. De
sloot is van het Waterschap Zeeuws-
Vlaanderen. Hiermee is al contact opgenomen
en deze organisatie blijkt bereid te zijn om mee
te willen werken aan een verdere optimalisering
van het maaibeheer. De aangrenzende
wegbermen zijn dan weer in beheer bij de
Provincie en Rijkswaterstaat. Ook bij deze
organisaties lijkt een luisterend oor aanwezig.
Pas als een goed vegetatiebeheer is verzekerd
is er aanvullend eventueel nog een andere
beheersmaatregel denkbaar: Akkerrand A La
Carte. Een bloemrijke rand met daarin uiteraard
Knautia. Of zoiets lukt is natuurlijk ook
afhankelijk van de medewerking van de
aanpalende agrariërs. In ieder geval vind ik dat
we er alles aan moeten doen om deze
bijzondere bij hier te behouden.
Forse paddestoelen in groep onder Hulst
(puur toeval?) een Ilex boom. Van op een
afstandje lijkend op Nevelzwammen, echter
met een grijze bruinachtige hoed (droog).
Vochtig komt er een sterke bruine schijn
door. De dicht tegen elkaar staande (ook
solitaire) zijn berijpt. De jonge exemplaren
zijn diep bruin, de harige schubben op de
steel doen denken aan de Zeepzwam,
Tricholoma saponaceum var. squamosum
Voor een tricholoma heeft deze verkeerde
platen. Ze zijn licht buikig breed aangehecht tot
aflopend aangehecht, minder sterk dan
clitocybe, zeer dicht opeen en romig wit. Bij
ouderdom worden de platen grauwig en bij
drogen okerkleurig. Heel verrassend is de korte
dikke, hol aanvoelende steel met afstaande
harige schubben en de opvallende witte basis,
wortelend. Zie bijbehorende tekeningen,
macroscoop(ische) en microscoop(ische)
Niet duidelijk is het voorkomen onder de oude
Ilex bomen. Schijnbaar zitten ze op het
wortelstelsel maar de tuin is geheel bedekt met
houtsnippers als bodembedekker. Dit maakt het
helemaal onduidelijk. Zijn deze houtsnippers
afkomstig van loofhout, naaldhout of gemengd?
Het ligt hier al enkele (9) jaren en er wordt
steeds bijgestrooid. Is het buitenlands of van
Door: L. Noens
inlands hout? Gemeentelijke houtsnippers? Het
laatst lijkt het meest voor de hand liggend. Het
wordt ook bevestigd. Alle theorieën over
'geheimzinnige soorten' kunnen overboord
gegooid worden
Maar wat is het dan voor een vreemde soort.
Toch een saprotrofe paddestoelsoort?
Mevrouw zegt; "2 mnd geleden stonden hier
enorme exemplaren, mogelijk dezelfde."
Is dit spektakel hier al 2 maanden aan de gang
of waren het toen andere? Volgend jaar van
nabij volgen, als ze nog komen
Toch blijft het een raadselachtige soort want
microscopisch onderzoek biedt ook al geen
uitkomst en je moet wel een zeer uitgebreide
bibliotheek bezitten. Op internet is tegenwoordig
wel van alles te vinden, maar dan moet je ook
weten wat je zoekt en ook is niet alles
beschikbaar. Het is dan ook een blind zoeken en
er gaat enorm veel tijd inzitten.
Ik ga de bal (in dit geval de paddestoel) maar
doorspelen aan de mycologische deskundigen,
in de hoop dat die er een naam voor hebben.
Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst wordt dr. C.
Bas bereidt gevonden dit geval eens nader te
bekijken. Begin februari krijg ik een voorlopig
berichthet grote ding lijkt mij een afwijkende
vorm van Clitocybe nebularis te zijn, maar
10