ïl De opkomst van de vos in Saeftinghe MmIVXI-jat r ri4 O Het Verdronken Land van Saeftinghe is 35 km2 groot en daarmee het grootste brakwater schor van Europa. Het getijdeverschil varieert gewoonlijk tussen de 4-5,5 meter met uit schieters naar 7 meter. Circa 2.500 ha van het gebied bestaat uit schor begroeid met vegetatie. Ongeveer 1000 ha bestaat uit geulen en platen. Op enkele dammen en hoogwatervluchtplaat- sen na, staat het gebied jaarlijks meerdere malen onder water. Sinds 2004 worden er vossen in Saeftinghe waargenomen. In eerste instantie werd het gebied alleen als foera- geergebied gebruikt. Later (2008) werden er burchten in kunstmatige hoogwatervrije locaties gegraven (dammen). Vermoedelijk hebben nakomelingen van deze vossen zich (eerste burchtvondst 2011, maar vermoedelijk al eerder) vervolgens op natuurlijke locaties (hoge oeverwallen) diep in het schor gevestigd. Momenteel lijkt het gebied qua vossenter- ritoria redelijk verzadigd te zijn. Ecologie van "de schorrenvos" Vossen zijn echte opportunisten; slimme dieren die in een breed scala aan biotopen kunnen leven waaronder steden, bergen, toendra's, moerassen, woestijnen en landbouw gebieden. In dit licht is het dan ook weinig verwonderlijk dat zij ook Het verdronken Land van Saeftinghe gebruiken als nieuw leefgebied. Enerzijds kan geredeneerd worden dat de vossenstand nu onnatuurlijk hoog is als gevolg van de kunstmatige hoogwater- vrije plekken. Anderzijds kan geredeneerd worden dat in een echte natuurlijke situatie het risico op verdrinken vele malen kleiner zou zijn geweest. Van nature had de Schelde een veel groter overstromingsgebied waar door hoogwaterpieken toen minder vaak voorkwamen. De aanwezigheid van burchten op oeverwallen geeft i.i.g. aan dat ze de hoogwatervrije plekken niet perse nodig hebben om er te kunnen overleven. Alle burchten liggen wel in de hoogste oever wallen die bij de meeste springtijen toch ook droog blijven. Toch is het leven hier niet zonder gevaar, zo verdronken in 2012 zowel jongen als volwassen vossen in het schor tijdens springtij (med. M. Buise). De territoria die vrij komen worden echter weer snel gevuld door (jonge) vossen van de hoog watervrije burchten of van elders. Er is in Saeftinghe zoveel voedsel (o.a. eieren, jonge- en broedende vogels, aas en konijnen) beschik baar dat deze oppertunisten het gevaar van hoog water op de koop toe nemen. Bij laag water lopen vossen veel in de geulen, hier kunnen ze met weinig moeite grote afstanden afleggen. Ook begraasde delen, dammen en excursiepaden worden intensief belopen. Gezien de zeer beperkte vossenactiviteit in 2004 en de intensieve in 2012 kunnen we aan de hand van de broedvogelgegevens van die jaren een voorzichtige inschatting maken van het"voseffect" op broedvogels. Hieruit blijkt dat met er met name een effect is op vrij opvallende bodembroeders als de ganzen, eenden, meeuwen en soorten als waterhoen en meerkoet. Van sommige soorten iste zien dat de vos een groot effect heeft op de aantallen én op de keuzen van hun nest locatie. Zo heeft een deel van deze soorten zich naar de buitenrand (vosarme deel) van Saeftinghe verplaatst. Van het broedsucces zijn te weinig gegevens bekend om be trouwbare uitspraken te kunnen doen. Wat wel naar voren komt is dat veel legsels van grauwe ganzen (vermoedelijk meer dan 80%) al in de broedfase mislukken. Voor een aanzienlijk deel lijkt het om vossenpredatie te gaan. Er werden zelfs regelmatig door vossen dood gebeten volwassen grauwe ganzen nabij de nesten gevonden. Weg spoeling van nesten speelt in deze 80% misschien wel een even belangrijke factor. Bij de zangvogels zien we bij graspieper, gele kwikstaart en de veldleeuwerik een achteruitgang in het aantal territoria. We verwachten dat deze achteruitgang maar voor een klein deel wordt beinvloed door de vos. Voor de meeste steltlopers zien we geen "voseffect" terug in de aantallen territoria of broed locatie-keuze. Dat betekent echter niet dat de vos hierop geen effect heeft, aangezien zij wel invloed op het broedsucces kan hebben. Met name van de scholekster bestaat het vermoeden dat een deel van de nesten door vossen worden gepredeerd (gebaseerd op monitoring van een deel van de nesten in Saeftinghe, med. K. Minnaar). Dit geldt ook voor de bruine kiekendief. Van 19 paren was in 2012 het broedsucces bekend, hiervan waren er slechts drie gelukt (med. W. Van Kerkhoven). Het hoge aandeel mislukkingen heeft waarschijn lijk voor een belangrijk deel te maken met predatie door de vos. Het gros van de kieken dieven broedt in de rietvelden. Hoewel de rietvelden ondoordringbaar lijken, hebben ze in vergelijking met andere vegetaties in Saeftinghe (laag boven de grond) een open structuur. Deze rietvelden hebben daarnaast een vaste veelal droge ondergrond waardoor ze hier eenvoudig toegang tot hebben. - ||ri 8 S -i* Vossenbeheer? Het Zeeuwse Landschap kiest er voor om geen vossenbeheer toe te passen. Met de komst van de vos in Saeftinghe zijn we aangekomen in een natuurlijkere situatie. Voor sommige broedvogels had de komst van de vos een aanzienlijk effect. Het effect van vossenpredatie is voor het gros van de soorten nog altijd veel kleinerBSHfet overspoelingsgevaar. Om de 2013/14 zeldzame kustbroedvogels enigszins tegemoet te komen zal er op korte termijn vosbestendige broedgelegenheid worden aangelegd op het gasplateau. Voorlopig hebben de vossen in Saeftinghe niets te vrezen van de mens. Ze lijken dit te beseffen aangezien ze er met grote regelmaat overdag te bewonderen zijn. Ui Pt P P Bwtta «W* |o»CP'! O Bu i cfi t/kaL kin ra n <iatr*k wmi WiHriij wiunipA>#n Aan de hand van de gevonden burchten en veldwaarne mingen werd de vossenstand in Saeftinghe tijdens het broedseizoen van 2012 tussen 16 en 32 volwassen vossen geschat. Tijdens hoge waterstanden verdrinken met regelmaat vossen, de vrijgekomen territoria worden echter snel overgenomen, (foto: Henk Castelijns) 3 -O O x Grauwe Gans 2012 (335 ter.) Grauwe Gans 2004 (312 ter.) 'V i - i .Hf' y: r V ."t 4 4 V r •- W De aantallen grauwe ganzen zijn nagenoeg gelijk ge bleven gedurende de twee onderzoeksjaren. Wel heeft er een duidelijke verschuiving naar de vossenarmere delen plaatsgevonden. Soortnaam NL 1997 2004 2012 Effect vos op aantal territoria Effect nestlocatie keuze Effect broedsucces grauwe gans 72 312 335 Verm.wel, zonder vos waars. Veel hoger Ja Ja I grote Canadese gans 10 111 Nog niet of beperkt Ja Vermoedelijk wel bergeend 165 188 382 Nee Nee Vermoedelijk wel wilde eend 631 1.275 626 Ja Ja Ja slobeend 27 43 19 Vermoedelijk wel Nee Vermoedelijk wel bruine Kiekendief 21 27 32 Nog niet Mogelijk Ja Waterhoen 17 59 6 Vermoedelijk wel Nee Vermoedelijk wel Meerkoet 23 110 21 Ja Nee Vermoedelijk wel Scholekster 417 401 386 Vermoedelijk niet Nee Vermoedelijk wel Kluut 121 87 14 Vermoedelijk wel Nee Vermoedelijk wel Kievit 88 65 48 Vermoedelijk wel Nee Vermoedelijk wel Zilvermeeuw 17.292 8.113 3.113 ja, naast sluiten vuil stort Ja Ja Kleine Mantelmeeuw 52 266 62 Ja Ja Ja Tabel met broedvogels die in Saeftinghe vermoedelijk sterk worden beinvloed door de vos. P P in o> p A

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2013 | | pagina 5