Verslag van de cursus Roofvogel- nestkartering Basters drijfslak Heleobia stagnorum (Gmelin, 1791) in Zeeuws-Vlaanderen era era 1 CD GC p Het is eind 2012 en in het verenigingsblad staat een artikel dat er weer een cursus gegeven gaat worden Roofvogel-nestkartering. Een paar weken later ben ik op weg met Henk Castelijns (de coördinator, mentor e.d. van de cursus) naar de regionale roofvogelvergadering Zeeland en heb wat vragen over de cursus. Henk kapt mijn vragen af met de melding dat ik mij niet hoef op te geven want ik "sta al op de lijst van deelnemers". Ik ben even stil geworden. Is dit omdat Henk weet dat ik grote belangstelling heb voor roofvogels of dat, het gezien mijn kennis hiervan, het echt noodzakelijk is dat ik de cursus moet volgen. Begin januari gaat de cursus in Zeeuws-Vlaan- deren (Steltkluut en 't Duumpje samen) van start met 17 cursisten. De cursus is opgedeeld in 5 theorieavonden, 3 praktijk excursies, 2 evaluatiedagen en een hoop veldwerk. De theorie is weer onderverdeeld in soortbe sprekingen van roofvogels en uilen, karteren en opsporen van roofvogel- en uilennesten, het invullen van de nestkaarten, roofvogel vervolging en het bepalen voor een ieder van het onderzoeksgebied voor het veldwerk wat verplicht is om de cursus succesvol af te sluiten. Begin maart krijgen we onze eerste praktijkexcursie in Saeftinghe. Met mooi en vriezend weer worden we bijgepraat door Walter Van Kerkhoven over de roofvogels in het gebied en we hebben bijna alle te ver wachten soorten (slechtvalk, ruigpootbuizerd, buizerd, blauwe kiekendief, bruine kiekendief en torenvalk) kunnen zien en sommige in grote aantallen. Toegevoegd aan de praktijk wordt o.l.v. Alex de Smet een uilenexcursie aangeboden, alleen de weergoden waren ons niet erg goed gezind. Deze excursie wordt door slechte weersomstandigheden diverse keren uitgesteld maar het is uiteindelijk toch nog gelukt. De theorie gaat lekker en we verrijken onze kennis van de bij ons voor komende roofvogels. De volgende praktijk excursie wordt gehouden in de Braakman. Onze leermeester laat alle plekjes zien waar vroeger broedgevallen zijn geweest en laat waar mogelijk de kenmerken van verschillende nesten zien. De buizerd laat zich nu al horen en zien om te laten weten dat onze aan wezigheid niet op prijs wordt gesteld. Als laatste praktijkexcursie gaan we o.l.v. Jaap Poortvliet in de omgeving van Oostburg op zoek naar de bruine kiekendief. Maar, de waarnemingen vallen tegen, het is nog steeds te slecht weer om de kiekendief aan de nestbouw/broeden te krijgen. We zullen later zelf op pad moeten met de tips van Jaap. Nu alle theorie en praktijk klaar is moeten we zelf aan de slag in ons onderzoeksterrein. Mijn onderzoeksterrein was de Margaret- hapolder, Eendragtpolder, Klein- en Grote Huissenspolder en de Aan- en Genderdijk- polder. Nu was het onze taak om de nesten van de roofvogels op te sporen en in kaart te brengen, dus een keer per twee a drie weken op de fiets de polders uitkammen. Door het slechte voorjaar was dat niet altijd even leuk, maar het moet gebeuren. In mei hebben we een evaluatiedag. Hier worden de tot nu toe behaalde resultaten besproken en waar nodig wordt aanvullende uitleg gegeven en/of hulp aangeboden. Het lijkt met de cursisten allemaal redelijk goed te gaan. Zodra is vastgesteld dat er een broed- geval aanwezig was, moesten we van ieder nest een nestkaart invullen met zoveel mogelijk details. Zodra er jongen zijn geboren wordt dit doorgegeven aan Henk om ze te laten ringen. Aan het eind van het broedseizoen moeten we onze geringde nesten nog aan een laatste controle onderwerpen en controleren of alle jongen zijn uitgevlogen. Het is augustus, we moeten van Henk de nestkaarten inleveren. Ik heb in totaal 2 buizerd, 2 torenvalk en 4 bruine kiekendief nestkaarten ingevuld en doorgestuurd. Na controle van alle binnen gekomen nestkaarten komt het verlossende woord van Henk dat iedereen van de cursus geslaagd is. De certificaatuitreiking vindt plaats in de voormalige schaapskooi op Emmadorp. We maken er met de huidige roofvogel vrijwilligers een gezellige middag van. Al met al een drukke maar zeer leerzame ervaring, en nu op naar volgend jaar. Uiteindelijk zijn de volgende cursisten ge slaagd en hebben het certificaat overhan digd gekregen: Wally Baaten, Jaap Bac, Cathy Maas, Carlos Buijs, Johnny du Burk, Ada van Burg, Jeffrey David, Ab Delzenne, Christiaan Hiensch, Peter de Jonge, Hans Molenaar, Jimmy Pijcke, Reggy van Poecke, Sabine Rausch, Marian Sponselee, Frits van Velzen, Paul van de Vijver. Hans Molenaar 12 De Basters Equipe, bestaande uit Harry Raad en Jaap Woets gingen in Zeeuws-Vlaanderen op zoek naar Basters drijfslak. Onderstaand artikel is een ingekorte en op Oost Zeeuws- Vlaanderen toegespitste versie van het door Harry Raad geschreven relaas. Het resultaat van de speurtocht was matig. Inleiding Basters drijfslak is in Nederland te beschouwen als een Zeeuwse soort. Recente waarnemingen - na 1985 - zijn alleen nog in deze provincie gedaan. De Basters Equipe heeft aan die kennis behoorlijk bijgedragen, maar het werk was nog niet af. Met de onderhavige inventarisatie beschouwen we het Zeeuwse project nu als afgerond. Basters drijfslak is potentieel aan te treffen in het brakke water van voormalige doorbraak- kreken, -kolken en binnengedijkte kreken; in mindere mate in watergangen en sloten. Die landschapselementen zijn dus ook hier bezocht. De methode van werken was: het doen van vangsten en tellingen in het veld, met de bedoeling het materiaal daarna meteen terug te brengen in het eigen water. Voor meer detail over aanpak wordt verwezen naar Raad, 2012. In de periode 2002-2010 - was al ervaring met Zeeuws-Vlaanderen opge- I daan. Voor zover relevant, zijn de toenmalige waarnemingen opgenomen in dit verslag. 2013/14 C\ A neemt een onduidelijke positie in door het voorkomen in beide watertypen. Wateren met enkel deze soort worden om praktische reden als brak onderscheiden. Op pad Uit ervaring wisten we dat watergangen en afwateringskanalen vaak weinig geschikt zijn als er sprake is van een afwateringsgebied met veel aanvoer van zoetwater. Die wateren kunnen ook door brakke poldergebieden lopen, zonder duidelijk van zoutgehalte te veranderen. De eertijds zoete en brakke kreken die nu onderdeel van watergangen zijn, hebben hun oorspronkelijke karakter verloren; de waterkwaliteit is gelijk aan die van de aangesloten watergangen. De ogenschijnlijk kansarme wateren voor brakwaterslakken zijn toch deels bezocht, ter controle van onze inschatting van het (ver)zoete karakter. Met kennis van de verschillende mogelijk heden zijn we in de zomer van 2013 totaal 7 dagen op pad gegaan, waarbij 26 maal werd gevist. De resultaten worden hierna per watertype behandeld, waarbij tevens naar het eerdere werk van de Slakkenwerkgroep verwezen wordt. Uit dat archief is geraad pleegde informatie van 18 locaties beschikbaar. De bijgevoegde tabel en kaart geven een over zicht van de bij deze inventarisaties herkende brakke wateren in Zeeuws-Vlaanderen. Kreken Het aantal kreken in dit deel van Zeeland mag werkelijk groot genoemd worden, het is begrijpelijk dat deze wateren in onze inven tarisatie goed vertegenwoordigd zijn met 21 locaties. Er waren er maar 5 met een brak karakter, waarvan er 3 Basters drijfslak bevatten. De kreken met deze doelsoort zijn: Westgeul Noord en Zuid en de kreek langs de zeedijk in de Margarethapolder, respectievelijk ten oosten en westen vanTerneuzen. De locaties Westgeul zijn twee waterpeil niveaus, gescheiden door een stuw; de kreekdelen worden hier als twee wateren opgevoerd met een eigen dynamiek. Het hoge noordelijke deel is zouter dan het lagere zuidelijke, zo concluderen wij uit de samenstelling van de slakkenfauna. In het noorden van de Westgeul wordt periodiek zout diep grond water ingelaten middels een pomp. Alleen TJ1 CD Pt 0 0 3 s

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2013 | | pagina 7