Insectenweetjes De huiszebraspin (Salticus scenicus) Extraflorale nectarklieren Hottentottenvilla (Villa hottentotta) Een parend koppeltje vijfvlek-sint-jansvlinders (Zygaena trifolii) V Insectenweetjes MT Mieren houden luizen, dat is bekend, maar bloemen die insec ten houden? Jazeker, ook dat komt voor. In bloemen bevinden zich vaak nectarklieren. Deze dienen om insecten aan te trek ken zoals bijen of zweefvliegen, zodat die tijdens hun zoek tocht naar de zoetigheid onbewust de plant helpen bestuiven. Sommige planten hebben 'extraflorale nectarklieren'. Dat zijn nectarklieren elders op de plant, bijvoorbeeld op schutblade ren, steunblaadjes, bladstelen en bladeren. Deze fungeren vaak als aantrekking en beloning voor mieren en wespen, waarna ze de plant vervolgens beschermen tegen plaaginsecten. Dit komt onder meer voor bij wikkesoorten en bij passiebloe men, waarbij de aangetrokken mieren en wespen de planten beschermen tegen rupsen van een bepaalde vlindersoort. Maar ook een kers heeft op elke bladsteel twee van zulke klie ren. Op de foto kun je mooi zien dat een mier die twee bobbel tjes wel interessant vindt. Als je erover nadenkt is dit fascinerend: een plant die als het ware de mier'domesticeert'- haar een dienst verleent om een wederdienst te krijgen - terwijl mieren op hun beurt bladluizen 'houden'en verdedigen om het zoete goedje dat zij uitschei- Hottentotenvilla! Ja hoor, u leest het goed: da's écht de naam van deze wollig uitziende vlieg. Het is dus géén bij, hoe wel het beestje z'n best doet daar wat op te lijken. Dat uiterlijk is namelijk han dig om predatoren af te schrikken, want steken kan ie niet. De hottentottenvilla is een wolzwever, een familie van vliegen waarvan de lar ven parasiteren op andere insecten, bij voorbeeld zandbijen. Dit gaat op een bij zondere wijze in z'n werk: het vrouwtje heeft een 'zandkamer' in de onderzijde van haar achterlijf, een soort structuur waarin ze zand en stof kan verzamelen. Dit doet ze door met de punt van haar achterlijf in los zand te wrijven. Met dit zand worden de eitjes verzwaard, die vervolgens vliegend, met een korte slin gerbeweging van het achterlijf, worden afgeschoten in het holletje van de zand- bij. Wanneer de larven uitkomen doen ze zich eerst tegoed aan het voedsel voor de bijenlarven, en vervolgens aan de bijenlarven zelf. De'villa's'zijn een geslacht uit deze fa milie en zij hebben een gelijkaardig'ver bond'met bepaalde nachtvlinders. Bij de tottentottenvilla zijn dat uiltjes. Ze gaan op soortgelijke manier te werk: de vrouw tjes schieten hun met zand verzwaarde eitjes al vliegend boven de vegetatie af. Rupsen eten de eitjes die aan de vegeta- den bij het sabbelen aan een plant te kunnen oplikken (en niet te hoeven delen). Zo zie je maar, een soort staat nooit op zichzelf, er is altijd een heel samenspel van interacties en relaties binnen een ecosys teem. tie kleven op. Vervolgens ontwikkelt zich de larve van de villa in de rups. De hottentottenvilla wordt, op een oude waarneming uit de negentiende eeuw na, pas in Nederland waargenomen sinds eind van de jaren 1990, en nog maar recent in Zeeland. Deze soort lijkt sterk op de duinvilla, maar zoals z'n naam al doet vermoeden, wordt die hoofdzakelijk in duingebieden waargenomen. Bronnen: Fauna Zeelandica Deel 7 Vliegen Muggen, waarneming.nl, wikipedia, argilst.nl/duistere-villa, soortenbank.nl De volwassen exemplaren van deze vlie gen eten stuifmeel en bloemennectar, die ze met hun lange snuit opzuigen. Ze landen niet op de bloem, maar blijven er vóór zweven, zich daarbij in balans houdend met de voorpoten. Daar dankt deze familie ook zijn naam aan. Tijdens een avondwandelingetje met m'n vrouw merkte ik vanuit m'n ooghoek iets geks op aan een rietstengel in een gracht. Het bleek een parend koppeltje vijfvlek-sint-jansvlin- ders te zijn. Da's best bijzonder, want in Nederland is dit een vrij zeldzame soort. Alleen in Zeeuws-Vlaanderen komt deze dagactieve nachtvlinder lokaal veel voor. In België is de soort vrij algemeen. De huiszebraspin die ons met strakke blik recht aankijkt op de foto, wordt ook wel 'zebraspringspin'of'harlekijntje'genoemd. Hier staat hij goed gecamoufleerd op een terrastegel. Ik weet dat het roofdieren zijn maar ik blijf ze ongekend schattig vinden. Dit is een springspin: deze soort spinnen maakt geen web, maar vangt z'n prooi door ze te besluipen en vanaf enige centimeters afstand te bespringen. De huisze braspin is een goede springer: soms is zo'n sprong wel vijftig maal de afstand van de eigen lichaamslengte! Deze spinnen kunnen dan ook (zeker voor spinnen) bijzonder goed zien. Van z'n vier paar ogen zijn vooral de middelste twee vooraan goed ont wikkeld. Bovendien kunnen ze binoculair zien en zo afstanden inschatten en vor men en kleuren waarnemen. De middelste ogen zijn gebouwd als een telelens en hebben een beweeglijk netvlies waarmee de gezichtshoek kan veranderen zonder dat de ogen zelf bewegen. Er is geen andere spin die daartoe in staat is. cennialang achteruit gaan door schaalvergroting, ontginning, ontwatering en vermesting (denk ook aan de tegenwoordig zeer actuele stikstofproblematiek). Ook in Nederland is de vijf- vlek-sint-jansvlinder sterk achteruit gegaan na 1950. Ze eten gewone rolklaver, moerasrolklaver en andere vlinder bloemigen. In mei of juni verpoppen ze in een langwerpige, gele of witte papierachtige cocon die stevig aan een ver droogde grasspriet of andere plant opgehangen wordt. De vlinder vliegt van eind mei tot eind augustus en eet nectar uit bloemen van onder andere distels. De mannetjes maken ook patrouillevluchten, op zoek naar onbevruchte vrouwtjes. Het rood en zwart van de vlinder en het geel met zwarte vlek ken van de rupsen zijn waarschuwingskleuren die aangeven dat ze giftig of onsmakelijk zijn voor vogels en andere vijan den. Je kunt de rups zien van september tot juni: deze soort overwintert dus als rups. Soms blijft het rupsstadium meer dan een jaar duren en overwintert de rups zelfs tweemaal. Om deze zeldzame soort in Zeeland te behouden is het nood zakelijk dat schrale, bloemrijke graslanden en bermen behou den blijven. Een gefaseerd maaibeheer is daarbij van groot belang, want alles maaien of klepelen als de dieren in het pop- stadium verkeren kan funest zijn voor een hele populatie. Bij gefaseerd maaibeheer wordt een deel van het grasland niet gemaaid. Dat kan aan de rand zijn of een plek midden in het perceel. Bij een volgende maaibeurt in hetzelfde jaar, moet op dezelfde plaats de vegetatie ook blijven staan, zodanig dat er een deel van het grasland een volledig jaar niet wordt ge maaid. Daar kunnen dan bijvoorbeeld de rupsen van deze en andere vlinders in verpoppen. Bronnen: Joop de Bakker (De steltkluut), in 'Zeldzaam Zeeuws', Stichting HetZeeuwe Landschap, 2001; ecopedia.be; waarne ming.nl; vlinderstichting.nl Bert Vanden Berg he (tekst foto's) De vijfvlek-sint-jansvlinder kun je herkennen aan de vijf bloedrode stippen op de zwartblauwe, metaalglanzende voor vleugels. Het is een nauwe verwant van de veel algemenere sint-jansvlinder, die zes rode stippen heeft, en behoort tot de familie van de bloeddrupjes (Zygarnidae). Bloeddrupjes zijn warmteminnend en leven vaak op verspreide, relatief kleine vliegplaatsen in voedselarme, kruidenrijke graslanden en ber men. Dat zijn de typische biotopen die in heel Europa al de-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2022 | | pagina 6