o I Boskernen of kleine bosjes 4 Effect open plek op bosdynamiek 4 r F«l Bloedrode smalboktor, foto ChielJacobusse Stictoleptura scutellata, foto ChielJacobusse nN Mooi ontwikkelde bosranden in Braakman-Noord De Steltkluut winter 2022 ^7 Het effect van de aanleg van een open plek, poel en wandelpaden op de boskern en windluwe plekjes met een redelijk aanbod aan bloemen is. Uiteraard geeft een grote verwevenheid van deze kleinere groene landschappelijke elementen met akkers een hoog rendement. Bosranden vergen een periodiek beheer om te voorkomen dat ze helemaal tot een strakke en rechte rand dicht groeien. Boskernen Boskernsoorten kunnen alleen leven in een bosmicroklimaat. Het milieu is daar'gedempt'. De schommelingen in de temperatuur, het vochtgehalte, de zonbelichting en windsnelheden zijn er veel minder groot dan buiten het bos. In het stabiele bosmicroklimaat kunnen heel veel soorten leven. De typische boskernsoorten zijn meestal niet zo opvallend. Het gaat om uiteenlopende soortgroepen als paddenstoelen, springstaarten, duizendpoten, houtgebonden kevers en nog veel meer. Langzame ontwikkeling boskerngemeenschappen Jong bos kan snel groeien. Binnen 20 jaar kan al een hoge beplanting aanwezig zijn. De ontwikkeling tot een complete bos-climaxgemeenschap (volwassen stadium) gaat echter heel langzaam en kan wel enkele eeuwen duren. Bijvoorbeeld bij zomereiken ontstaan vaak grotere hoeveelheden dood hout in de stammen pas na 200 jaar! Korstmosgemeenschappen op beuken in bossen zijn soms ook pas na enkele honderden jaren volledig ontwikkeld. Groter bos is gunstig omdat dan het microclimaat stabiel is en er veel leefruimte is. Oud bos is positief omdat er dan veel tijd was zodat soorten zich konden vestigen. De combinatie van een groot en een oud bos is dus gunstig. Veel boskernsoorten hebben een trage verspreiding. Kolonisatie van jong bos door soorten als Bosanemoon, Gewone salomonszegel en Gele dovenetel gebeurt vanuit aanpalende bronpopulaties in oud bos, met snelheden van minder dan 5 tot 65 m per eeuw! (Baeten et. al., 2009). Gezien de zeer beperkte verspreiding, de meestal kleine restpopulaties, de gemiddeld grote afstanden naar de nieuwe bossen en de vele landschappelijke barrières, lijkt de kans dat deze soorten zich spontaan gaan vestigen bijna uitgesloten. Het Zeeuwse Landschap wil om deze reden een verkenning doen naarde mogelijkheden voor'transplantatie'van deze boskernsoorten. In onze streek In Oost Zeeuws-Vlaanderen zijn er heel weinig oudere en grotere bossen. Het bos op het Smitschorre bij Axel is wel groot, maar relatief jong. Er zijn in onze streek wel oudere boselementen, zoals in de Plasschaert en Karnemelkpolder bij Koewacht of het bos bij Sint Jansteen. Maar de bebossing daar rondom is ook jong. De beste oude boskernen, gezien leeftijd en grootte, zijn die op het Groot Eiland en het Clingse bos. Het bos op het Groot Eiland is minstens al 150 jaar oud. Recentelijk is er wel een deel weer gekapt. Het Clingse bos bevat veel heel oude hakhoutrelicten waaromheen een ca. 70 jaar oud bos staat. De laatste jaren zijn er door de droogte in combinatie met de vraat door bastkevers helaas wel grote gaten in geslagen. Toch gaat de beheerder, Het Zeeuwse Landschap, hier voor een boskernbeheer en worden zoveel mogelijk oudere en dode bomen gespaard. Dat Chiel Jacobusse in de zomer van 2022 precies daar de bovenstaande twee zeldzame boktorren vond, is dan ook geen toeval. De bloedrode smalboktor is gebonden aan dood naaldhout en Stictoleptura scutellata aan dode beuken. Deze laatste soort werd gevonden dichtbij een enorme dode beukenstam. Vertaling naar het landschap Er kunnen allerlei goede redenen zijn om bos op een bepaalde plek in het landschap te willen hebben, zoals recreatie, natuurbeleving of als buffer rond kwetsbare natuur. Daar waar in het landschap ruimte is voor vergroening en kijkend naar de ontwikkeling van boslandschappen vanuit de hier beschreven aspecten, zijn de volgende aanbevelingen van toepassing: *Kleine bosjes, hagen, struwelen ed. kunnen, gezien de ecosysteemdiensten, het best goed verweven worden met en doorheen het agrarisch landschap. *De weinige oudere en grotere boskernen die we in onze streek hebben, dienen te worden beschermd en kunnen het beste worden versterkt. Dat kan door een terughoudend beheer met veel zelfregulatie en bosaanplant er omheen. ^Internationaal gezien zijn met name grotere natuurbossen op kleigrond zeldzaam. Het is dan ook wenselijk om groter bos op klei te realiseren. De invloed van het veel dynamischer gebied buiten het bos reikt vaak zo'n 100 meter het bos in. De hiernaast staande tekening toont schematisch in vier situaties het bos, de rand- en kernzone (lichtgroen en donkergroen), een nieuw aangelegde open plek (geel), aangelegde poel (blauw) en wandelpad. Hoe meer openheid in het bos, hoe minder van de boskern over blijft. Om het microklimaat van de boskern intact te houden is het daarom van belang het beheer heel extensief te houden en er geen open plekken te maken. De bosanemoon verspreidt zich slechts langzaam Bronnen Baeten L. et al., 2009. Zullen bosplantenpopulaties zich ooit vestigen in jonge bossen op voormalige landbouwgronden? De Levende Natuur. Berg van den L., et al., 2022. Naar een strategie voor ontwikkeling van soorten rijke bossen op voormalige landbouwgronden. Kennisnetwerk OBN. Vandekerkhove K., 2020. Coldspots'in bossen: belangrijke 'hotspots' voor bosgebonden soorten. Vandekerkhove K., 2019. Status and development of old- growth elements and biodiversity in secondary succession of unmanaged temperate forests. Doctoraatsscriptie UGenten INBO. Valdes A. et al., 2019. High ecosystem service delivery potential of small woodlands in agricultural landscapes, Universiteit Gent.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2022 | | pagina 3